Hendricus Johannes Boeken aan Willem Witsen en Augusta Maria Witsen-Schorr
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: [23 december] 1919 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
OP DE BLOEM-MARKT
in de Kerstweek. 1919
Uit wouden sleept men 't pijn-loof in de stad
Outaar en haard te sieren onder schouwen
En kerk-gewelven, die de menschen bouwen
Te bergen al wat is hun liefste schat:
Hun God, hun Heiligen, die nederschouwen
Liefdrijk op 't plekjen, waar als kind elk bad,
Den disch, waar aanzat, wie elk 't liefst eens had,
Na-galmen nog van de oude zangen bauwen.
Zoo teelt men weder 't beeld van de' een'gen nacht,
Toen englen-zangen in de heemlen zweefden.
Help, God, wie deze nacht heeft vèr gebracht
Van lieven, met wie ze eenmaal samen leefden.
Hun ruischen englen-zangen, wie zich wanen
Weer thuis na 't waren op de eenzame banen.
Hein