Willem Witsen aan Eduard Karsen
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 11 december 1918 |
Verblijfplaats: RKD, Karsenarchief, inv.nr. 1 |
[1:1]
v.h. 11 Dec 1918
Beste Karsen,
Het spijt mij een dezer dagen van te moeten hooren dat je grieven tegen mij hebt. Dat 'k dat juist van hèm moest hooren over wien je tegenover mij altijd met zekere gering schatting sprak, heeft mij bevreemd ('t doet mij evenwel genoegen dat je oordeel over hem zich heeft gewijzigd).
Intusschen is, wat hij mij vertelde, in strijd met de waarheid. Lees maar eens de notulen van de bestuurs vergaderingen van mìjn tijd of 'k ooit één woord ten ongunste van jou heb gesproken. Inderdaad heb 'k je, waar de gelegenheid zich voordeed, verdedigd.
Toen ik indertijd, zwichtende voor jouw aandrang, toe
[1:2]
stemde zitting te nemen in het bestuur heb 'k dat gedaan in de overtuiging dat 't was om, zooals der Kinderen 't noemde ‘de plaats warm te houden’. Voor joù, natuurlijk. Je hebt mij evenwel in den loop der jaren meer malen te kennen gegeven dat je niet meer in 't bestuur wilde komen. Zelf zou 'k een tweede keer er niet meer in willen en meende dus je te begrijpen en heb je uitlating au serieux genomen en niet meer op je gestemd. Overigens heb 'k de voorstellen die je in de vergadering bracht steeds mijn stem gegeven. Daar is maar eén uitzondering op en dat was in de notulen kwestie. Naar mijn overtuiging behooren de notulen zoo volledig mogelijk de strekking weer te geven van het gesprokene en verder zoo beknopt mogelijk
[1:3]
te zijn. Dan is er nog de kwestie van de commissie van aankoop. Toen je voorstelde in de vergadering geen biedingen meer aan te nemen en den gevraagden prijs te handhaven ben 'k daar vóór geweest. Maar 'k vind dat de weduwen en weezen in wier belang de commissie werkzaam is, wel een klein voorrecht mogen hebben en zie niet in dat, waar je aan particulieren f 450 vraagt voor 'n schilderijtje, je dit niet zou kunnen afstaan voor f 400- ten bate van het goede doel der vereeniging. Dit is, voor zoover 'k weet het eénige verschil van meening tusschen jou en mij. Ik wil nu in 't midden laten wie gelijk heeft maar is dat verschil van meening nu zóó belangrijk dat je een vriendschap van 40 jaren daarvoor opzegt? Ik behoef je toch waarlijk niet te herinneren aan alle goede momenten die wij te samen hebben doorleefd. Wij hebben veel gemeenschappelijke herinneringen aan een tijd vol vertrouwen, van vriendschap en toewijding. Denk maar eens aan de zorg waarmeê je mij hebt verpleegd toen ik in hotel Adrian met een verbrijzelden duim lag. Denk maar eens aan onze wandelingen, aan Londen - aan den academie tijd... enz. Ik heb inderdaad veel aan je te danken! En nu zou ik niet op je stemmen bij een bestuurs verkiezing?
Maar, beste Karsen, 'k zou door 'n vuur voor je gaan! Dit is een monsterachtig misverstand en 'k mag dat niet zonder protest laten gaan.
[2:4]
Ik vind 't zoo jammer dat je mij niet over je plannen gesproken hebt. Ik had zeker niet met je mede kunnen gaan ten opzichte van Muller. Ik ken dien man te goed van vroeger jaren om eenig vertrouwen in hem te hebben.
In mijn oogen is hij zelfs een groot gevaar door zijn karakter eigenschappen, middel matigheid en gebrek aan talent.
Als hij de meerderheid krijgt zal 't alleen zijn door jouw invloed en voorspraak. Maar wij hadden een ander plan kunnen maken met b.v. der Kinderen als voorzitter. Je hadt zelf in 't bestuur kunnen komen als je dat wilt in de plaats van Breitner die waarschijnlijk bedanken zal. Wij hadden dan wets wijzigingen kunnen voorstellen en de commissie voor de kunstzalen onafhankelijk maken van
[2:5]
het bestuur. We hadden door wets wijziging tegemoet kunnen komen aan al de bezwaren tegen den secretaris, enz. Ik doe maar iets aan de hand - we hadden dat kunnen bespreken en we zouden zonder twijfel tot overeenstemming zijn gekomen.
Nu zal 't wel te laat zijn! Ik heb 't te laat gehoord om met succes Muller te kunnen tegenwerken nu hij door jou wordt gesteund. Ik heb er met derKinderen en anderen over gesproken maar wat zullen wij kunnen doen tegen een meerderheid? Heb je je onvoorwaardelijk aan dien man verbonden?
Maar één ding staat bij mij vast: Ik wil niet,
[2:6]
met de hartelijke vriendschap die 'k voor je heb, tegenover je staan!
Is er niets aan te veranderen dan zal 'k de verkiezingen afwachten en ingeval Muller wordt gekozen zal je mij op de vergaderingen niet meer zien.
Maar vergeet nooit dat 'k tegen jou niets heb
en gaarne blijf
je oude vriend
Wim.
P.S. Ik zou je wel hebben opgezocht om eens samen te praten maar 'k zit al 'n dag of 10 thuis.