Willem Witsen aan Jan Pieter Veth
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 7 juli 1918 |
Verblijfplaats: RPK, autografencoll. Jan Veth, inv.nr. Br 78; microfiche nr. 105/178 en nr. 105/179 |
[1:1]
v.h. 7 Juli 1918
Beste Jan Piet,
Gisteren avond was 'k, met eenige anderen, bij Maurits Keyser die mij vertelde dat je hem bij Fred. Muller zoo onheusch behandeld hebt. Hij was erg ontdaan en voelde zich zeer gekrenkt, en meende je geen reden te hebben gegeven voor een dergelijke bejegening. De feiten vertelde hij zóó: je hebt 'n portret geschilderd van Mevrouw K. en toen dat klaar was heb je gezegd: ‘over zóó veel tijd kom 'k het vernissen’. Ze hadden niets van je gehoord en daarom schreef Mevr. K. (die 't altijd zoo goed met je had kunnen vinden) je 'n vriendelijk briefje waarop ze geen antwoord ontving. Ook de dochter heeft je geschreven zonder resultaat en nù, bij Fred Muller, sprak K. je aan om je aan 't vernissen van 't portret te herinneren. Je hadt hem echter niet voorgesteld aan je vrouw of je dochter en je hadt hem toegevoegd: dat komt wel terecht,
[1:2]
en je was weggeloopen, zonder meer. Enfin je hadt hem behandeld op een in 't oog loopende lompe wijze. Er was nog iemand in 't gezelschap die toen zei dat je je aan je portretten niets meer gelegen liet liggen als ze betaald waren. Dat werd mij te machtig en toen heb ik gezegd dat 'k je 40 jaar ken, dat je dóor en dóor gentleman bent en dat, naar mijn overtuiging, een onhoffelijke daad als 't niet antwoorden op het briefje van Mevr. K. alléen mag toegeschreven worden aan drukke bezigheden, enz. enz. Ik merkte aan Mevr. K. dat mijn verdediging, die warmer en beter was dan 'k hier weergeef, haar goed deedt. K. zei maar: ‘c'est le ton qui fait la musique’, dat hij eenige keeren herhaalde, en voelt zich gepikeerd. Mevr. K. zei dat ze zooveel sympathie voor je had en schijnt 't incident te betreuren.
Ik schrijf je dit, niet om mij te bemoeien met dingen die mij niet aangaan, maar omdat alles misschien
[1:3]
een misverstand is dat je gemakkelijk uit de wereld kunt krijgen door K. even te schrijven dat je dàn en dàn 't portret komt vernissen.
Het heeft 't erg noodig, 't is heelemaal ingeschoten; en Mevr. K. doe je er zeker een groot genoegen meê. Overigens begrijp 'k best dat de persoonlijkheid van K. je irriteert, maar de man meent 't niet kwaad, - hij is nu eenmaal zoo.
Kunnen wij na de volgende week eens bij je komen? Liefst niet op een Zondag. Ik moet je ook weer eens raadplegen als secretaris van 't Br. fonds, voor de notulen.
Met hartelijke groeten van ons beiden, ook aan je vrouw
je
Wim