Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: [15 juni 1918] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Zaterdag
Beste Wim, als je kunt, stuur dan den brief waarover ik schreef. Dit is de cardinale reden van dit schrijven.
Van de week ben ik bij Isaac geweest. Hij was weer alleraardigst en erg royaal met de toelage. Hij wil nu elk jaar 350 gl. geven. Dat is te veel, maar hij behandelde 't zoo en bagatelle, dat ik er niet tegen durfde ingaan, denkende hem dan te hinderen.
Ik wilde graag dikwijls naar hem toe gaan en zal dat wel eens doen, maar hij heeft - schat ik - te weinig aan mij. Het is dus meer een pleizier voor mij, zoodat
[1:2]
ik matig moet zijn met te willen 't mij te verschaffen.
Hij zegt van Veth, dat is de eenige ‘vraiment arrivé’ en schat diens inkomen op 60 à 70 mille. Hij prijst hem als heel ijverig, waardoor geen oogenblik van zijn leven verloren gaat.
Van Wim valt 't 'm, in werkelijkheid, tegen dat hij naar de academie wil om door anderen te laten zeggen hoe 't wezen moet en hoe de dingen die hij nawerkt moeten staan. Hij zegt, derKinderen is net één om van hem een professor te maken.
[1:3]
Wim (jij) is nu eenmaal vóór de academie; hij zegt, om portretten te maken, moet je goed kunnen pleisterteekenen; ik zou eerder zeggen, als je zóó goed pleisters kunt teekenen, kan je nooit meer een goed portret maken.
Hij zegt allerlei grappige dingen en ik genoot die paar uur kostelijk. B.v.: ik kan niet zitten in de jury van een wedstrijd; het is zoo onbillijk: die iets kàn, krijgt een prijs en de stakker die 't niet kan en dus 't geld 't meest noodig zou hebben, krijgt niets.
Het standbeeld van de
[1:4]
Witt verfoeit hij.
Ik heb hem aangeraden zijn paradoxen eens te gaan opschrijven in een dagboek, evenals Pascal zijn pensées. Hij laat dan direct een paar absurditeiten van Pascal hooren, ten bewijze dat niet alles wat deze opschreef, de moeite waard is geweest.
Maandag ga ik naar den directeur van de academie hier om mijn voornemen mede te deelen. Aan derKinderen schreef ik nu definitief voor Wim om toelating tot het examen; ik gaf daarbij zijn namen en zijn geboortedatum en jaar op.
Hartelijke groeten ook aan M. en van M.
Jan