Willem Witsen aan J.H.E. Arntzenius-Witsen
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 26 januari 1918 |
Verblijfplaats: KB 79 E 42 |
[1:1]
Oosterpark 26 Jan. 1918
Eindelijk heb 'k eens gelegenheid om je te schrijven lieve Cobi; gewoonlijk heb 'k 't te druk doordat 'k hard aan 't werk ben en 's av. moe of er komt iemand of ga 'k uit. Langzamerhand ben 'k heel wat opgeknapt en voel 'k me weer als van ouds. Natuurlijk nog niet heelemaal, dat kan niet met die arme hand maar 'k voel toch al heel anders als al dien tijd. 't Is nu al 5 maanden en de atrophie is niets verminderd. Dokter zegt dat dat waarschijnlijk ten gevolge is van 't scheuren van 'n zenuw en die heeft zes maanden noodig om te genezen. Er is dus kans dat over 'n maand verbetering zich voordoet. Dat hoop 'k maar.
[1:2]
Overigens gaat de bewegelijkheid van de vingers goed vooruit en kan 'k, al is 't met moeite en gebrekkig, een en ander doen. Maar de pols blijft stijf, niet absoluut meer, maar de bewegelijkheid is minimaal. Er komt ook weer 'n beetje kracht in de hand, nog wel erg kinderachtig maar toch wàt. Alleen heele lichte dingen kan 'k er meê optillen. Wat me 't meest hindert is, behalve de atrophie natuurlijk maar dat gaat wel over al duurt 't lang, is de gezwollenheid van den pols en de onbeweeglijkheid. Ik kan nog niet gelooven dat dat te recht komt omdat de hand verkeerd aan den arm zit maar dokter zegt dat mij dat in de functie niet zal hinderen. Natuurlijk is hij tevredener dan ik want hij heeft er geen last van en voelt 't niet.
[1:3]
Hij komt ook niet meer alle dagen, maar drie keer in de week. De andere dagen masseert Marietje mij en dat gaat al heel goed. Van cel spelen is nog geen sprake; toen 'k 't laatst aan Dr. Correa vroeg, zei hij ‘over 'n jaar’! Zelfs al zou de gevoelloosheid van de vingers geweken zijn, 'k mis de kracht en kan de hand niet omdraaien, nòch naar binnen nòch naar buiten. In 't werk heb 'k er niet veel last meer van; 'k heb 'n tafeltje dat dienst doet als palet en de penseelen kan 'k tegenwoordig vasthouden. 't Went wel.
Van de week hebben wij een bezoek gebracht bij den goeden Allebé. Hij maakt 't goed maar gaat zelden uit. Hij vertelde ons dat Tholen zoo'n mooi portret gemaakt heeft van Dr. Lingbeek, curieus dat hij dat weet en ik niet.
[1:4]
Trouwens hij is van alles goed op de hoogte, hij krijgt veel bezoek en leest natuurlijk de krant. Dat doe 'k nooit, uit gewoonte.
Allebé is weinig veranderd, wel ouder natuurlijk maar overigens heelemaal 'tzelfde als 'k hem altijd gekend heb. 't Is wel mal dat nu 'k zelf 'n ouwe man ben 'k nog altijd tegenover hem 't gevoel heb van 'n schooljongen. En dat is trouwens 'n verschil, maar van zìjn kant, dat hij mij meer behandelt als 'n gelijke.
Gelukkig nu maar dat Cobaatje zich weer 'n beetje kan bewegen en dat zij lezen mag en 'n goede verpleegster heeft. Allemaal goede dingen! Als 't wat verder is hoop 'k eens in den Haag te komen en jullie eens te komen zien. Dat zal prettig zijn! Misschien gebeurt 't nog wel eerder dan dat je hier komt, dat plan schijn je heelemaal te hebben opgegeven.
Vooral veel hartelijke groeten aan allen, ook van M. En schrijf weer 's gauw en wat uitvoeriger al krijg je niet veel antwoord, dat is geen onwil of onvriendelijkheid, dat weet je wel beter.
Je
W.