Th. Molkenboer aan Willem Witsen
Plaats: Amsterdam |
Datum: 16 april 1917 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Amsterdam 16 April 1917
Aan den WelGeb. Heer Willem Witsen
Kunstschilder
Oosterpark 82. Amsterdam.
WelE. Heer,
Ik heb de Eer uwe aandacht voor het volgende te vragen: Toen ik in het begin van Februari j.l. het programma voor de vierjaarlijksche te Rotterdam in handen kreeg, zag ik daarin dat U - als afgevaardigde van de Mij. Arti te Amsterdam, in de Jury zitting zoudt hebben.
Dit gaf mij aanleiding om 12 Febr j.l. aan die Jury een brief te schrijven met het verzoek mij duidelijk antwoord te willen geven op deze duidelijk gestelde vraag: of, ‘indien ik mijn beeldhouw werk Eva Aeterna in zou zenden, de houding van die Jury tegen over dat werk (mijn persoon) a priori, dat is: bij voorbaat aan zou nemen deze zou zijn dat ze dat werk - nog voor het ingezonden was, als bedrog zou behandelen, en dit ter wille van, of als gevolg van den laster die de Mij. Arti in 1912 noodig en dienstig vondt over mijn persoon te verspreiden.’
Ik stelde die vraag omdat een persoon als afgevaardigde van Arti in die Jury zitting zou hebben (in dit geval u) - en omdat ik aan moest nemen dat die afgevaardigde van Arti natuurlijk zich vijandig tegen over dat werk (en mijn persoon) zou stellen, als gevolg van de traditie die in deze in Arti bestaat, of van de opdracht die deze afgevaardigde eventueel van het bestuur
[1:2]
van Arti in deze questie - tegen over dit beeld - zou krijgen.
Na twee maanden geduldig wachten heb ik eindelijk een antwoord van ‘die Jury’ uit Rotterdam mogen ontvangen, waarin mij geheeten wordt dat ik maar vertrouwen moest stellen in de Jury .. - en dat ik anders maar niet in moest zenden!
Voor iemand die lezen en begrijpen kan moet het duidelijk zijn dat dit géén antwoord op mijn vraag is. - Het is heelemaal geen antwoord, het is slechts een uit de hoogte afwijzen - zonder meer. De Jury heeft de macht -- en als je je niet aan die macht onder werpt ---- blijf dan maar thuis.
Behalve dat zoo'n vertoon van macht meer Pruisisch is dan fatsoendelijk, - ofschoon in Nederland in de artisten-coteries zeer gebruikelijk - was dat ook géén antwoord op mijn duidelijk gestelde vraag, omdat er mee gezegd en bedoeld werd dat de Jury - als artisten, die questie van dat beeld van mij wèl zouden uit maken, d.w.z onder elkaar, geheim, ... en dus natuurlijk het beeld af zouden wijzen om die laster van Arti, en omdat er een afgevaardigde van Arti bij zou zitten die men natuurlijk ter wille zou moeten zijn....., terwijl dan, naar buiten uit, die Jury in 't midden zou laten, of misschien zou zeggen, dat dat beeld afgewezen was om de artistieke onwaarde --- nota-bene... een beeld waarvan de grrroote Hesseling en de niet minder grrrroote van Hove gezegd hebben dat er niemand in Holland is die zóó boetseeren kan,... behalve Rodin -- in Parijs.
Maar - behalve dat dus dat antwoord van die Jury onzin is, is het daarom volkomen onvoldoende om-
[1:3]
dat ik vroeg of men dat beeld af zou wijzen om de laster van Arti, die gezegd had dat ik een bedrieger ben.
Dus: het ging hier over de appreciatie van mijn persoon, als mensch, niet als artist, waarover ik het oordeel van de Jury vroeg - omdat Arti mij voor bedrieger uitgemaakt heeft, nog steeds die belediging niet herroepen heeft, en ik dus in haar oogen, en in de oogen van alle gelijkgezinde Juries een bedrieger moet zijn, zoodat ik überhaupt niets en nergens in kan zenden. - Hoe ik ondertusschen over die Arti-kliek denk mag bekend genoeg zijn - , maar doordat nu die Jury geen rechtstreeks antwoord op mijn rechtstreeksche vraag heeft willen (of durven) geven, of zij mij als een fatsoendelijk mensch aan ziet, dus niet a priori de dingen die ik in zend (vóór ze ze nog gezien heeft) - in gedachten reeds als bedrog geweigerd heeft, nu die Jury dus niet heeft willen zeggen dat zij mij vertrouwt..., dus: zegt dat zij mij niet vertrouwt - nu vertrouw ik die Jury dus niet! - Let wel goed.. dat vertrouwen gaat hier niet over de artistieke capaciteiten van die Heeren, 't gaat over hun moreele waarde als eerlijke menschen. Zij vinden mij een bedrieger -- welnu ergo....!
Ik maak u op deze zaak attent, omdat u ze wellicht niet eens weet, en dat advies van die Jury aan mij, ofschoon officieel gegeven, misschien slechts door één lid is opgesteld. - Maar dit wilde ik u wel zeggen dat ook deze nieuwe phase van dit opzettelijk door Arti begonnen laster-schandaal tegen mij komt de heele Nederlandsche artisten wereld niet ten goede.
[1:4]
Arti, en al die andere ‘bevriende’ Juries kunnen nu wel denken dat ze mij altijd in een hoek kunnen trappen en dat ze deze questie aldoor maar in de doofpot kunnen doen en ze kunnen wèl denken dat ze mij van alle tentoonstellingen kunnen weren, maar is het zoo zeker dat de Nederlandsche kunst daar wèl bij vaart, en demonstreert het niet al te duidelijk hun eer-vergeten kliek-gedoe!
Indien er één enkel artist in Nederland nog eergevoel in zijn lijf had en lid van die Jury was die zou voor moeten stellen dat deze vierjaarlijksche nu genoeg boven alle kliekjes staan moest om deze questie op te lossen, en ze zou mij, met dat beeld, juist om die questie van Arti - moeten uitnoodigen daar dat beeld te exposeeren - juist als daad van fatsoen tegenover die karakterloosheid van die Arti-bende.
Maar is er wel één artist mensch en karaktervol genoeg om dat te durven.
Blijkt het niet al te duidelijk dat alle artisten, zelfs die met het meeste talent, het liefst meehelpen de kunst on mogelijk te maken, de artisten kapot te trappen... opdat zij zelf maar ‘hoog’ kunnen zijn. - Het is geen verheffend schouw spel, het hedendaagsche artistendom. - En als Rembrandt zou herleven en hij zou even weinig waard zijn als mensch als de zoogenaamde groote artisten van dezen tijd, dan zou ik hem niet willen kennen.
Een mensch telt alléén voor wat hij als mensch waard is, als ethisch wezen, al de rest is waardeloos.
Hoogachtend
Th Molkenboer