Th. Molkenboer aan Willem Witsen
Plaats: Amsterdam |
Datum: 19 september 1916 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Amsterdam 19 September 1916.
Den WelEdelGestrengen Heer Willem Witsen.
Kunstschilder
82 Oosterpark Amsterdam
WelEGestr. Heer,
Moet ik uit den toon en uit den inhoud van uw schrijven van 17 dezer besluiten dat u eenigsins verstoord op mij is? - Zoo ja - waarom? - om den inhoud van mijn schrijven van 15 september j.l. waarin ik de kern en de achtergrond van de questie tusschen mij en Arti uiteenzette.
Zoo dat de redenen van uw verstoordheid zijn, zoo de waarheid die ik daaromtrent uiteen zette, de redenen van uw verstoordheid zijn, en dat wel, volgens uw eigen schrijven, omdat u zulke goede vrienden met eenige dezer Heeren is .. - dan mag ik u zeker wèl zeggen dat uw standpunt, van uit een gevoels oogpunt zeer prachtig is, maar - - - - niet geheel objectief.
Ik vroeg u juist deze questie zakelijk te willen bekijken - - - en u zegt zelf dat u ze alléén bekijkt van uit het standpunt van uw vriendschap voor zekere personen. - Dat díe vriendschap uw richtsnoer in deze questie is - - - - iets wat u thans betuigd nu het blijkt dat die vrienden daden tegen over mij deden die, minstens gezegd, hoogst onrechtvaardig zijn. Zoudt u niet juist om die vriendschap een tegen overgestelde houding in deze, ten bate van uw vrienden aan kunnen nemen - - - om hen behulpzaam te zijn in het maken van een eervolle terugtocht ..... in
[1:2]
plaats van hen door uw vriendschap te stijven in hun onrechtvaardigheid - zoudt u niet - als ware vriend, hun werkelijke figuur meer en beter eer doen door hen tot recht-doen aan te sporen, in stede van hen, zooals nu - om der wille van de vriendschap - - in hun onrecht te harden. Hun figuur redden zij alléén door eerlijkheid - - - en het is eervoller gedane onrecht te erkennen dan er met geüsurpeerde macht tegen in te gaan.
Is uw standpunt van vriendschap voor hen niet hetzelfde als vijandschap tegenover de anderen (in casu tegen mij)?
Waarom laat u de vriendschap, en de personen-questies, en het gevoel en de Kunst niet buiten deze zaak, die zuiver alléén een questie van Recht is.
En men behoeft waarlijk niet geleerd, noch advocaat te zijn - of te willen schijnen, om te voelen en te weten dat hij die iets insinueert bewijzen moet! - En - - insinueeren - - en niet bewijzen - staat gelijk met uitschelden, al zijn de bewoordingen en termen - - naar het uiterlijk - schijnbaar nog zoo hoffelijk.
Nog eens, ik verklaar gaarne uitdrukkelijk absoluut overtuigd te zijn van uw zuiver gevoel, maar dat heeft niets met deze zaak te maken.
En dat u thans de basis van deze questie de vriendschappelijkheid wilt maken is een bewijs te meer voor wat ik in mijn vorig schrijven uiteen zette - : - - de on vriendschappelijkheid van Arti tegen over mij is de feitelijke oorzaak van deze heele zaak!
Maar deze questie is, met deze mislukte poging een beroep op uw redelijkheid te doen, nog niet uit.
Gelooft u mij ondertusschen met bijzonder Hoogachten
[uwdw[?]
ThMolkenboer