Willem Witsen aan Willem Johannes Theodorus Kloos
Plaats: Amsterdam |
Datum: 26 mei 1916 |
Verblijfplaats: KB 69 F 22 |
[1:1]
Oosterpark 82
Amsterdam 26 Mei 1916
Beste Willem,
Hartelijk dank voor je brief en de toezending van de afleveringen ‘Onze kunst’. Met Hein gaat 't nog al goed; hij heeft hier twee keeren gegeten en was den tweeden keer veel normaler dan den eersten keer. Hij heeft mij opgedragen je te zeggen dat hij niet gauw tot schrijven komt maar als hij je zou schrijven zou hij je willen waarschuwen in de N.G. geen afkeurende critiek op de Duitsche regeering op te nemen. Er schijnt iets daarover in gestaan te hebben en, zei Hein, met 'n verschrikt gezicht: ‘dan komt Willem ook nog in de kast’! Hij verwacht namelijk de Duitschers binnenkort hier. Ik heb hem beloofd je hier over in te lichten. Je bent dus gewaarschuwd!
Ik krijg daar juist je brief die M. mij brengt. Ik heb bij van Royen
[1:2]
op zijn drukkerij de proeven gezien van je verzen. Die uitgave zal dus wel komen maar hij doet alles zelf en dat is 'n verschrikkelijk werk en den heelen dag is hij op zijn bureau, zoodat hij alleen in den avond en 's Zondags op de drukkerij bezig is. Ik raad je aan nog wat geduld te hebben, dat komt zeker in orde als hij 't je beloofd heeft, 'k sta voor hem in. Maar van Royen en oorlogswinsten zijn twee heel verschillende dingen en wat die Zilverdistel betreft weet 'k dat, om daar meê door te gaan of mogelijk te maken, hij geld heeft moeten leenen. Zoo ver 'k weet gaat 't goed maar langzaam omdat hij er alleen voor staat. 't Is 'n alleraardigste man, uiterst beschaafd, van goeden smaak en bovendien van top tot teen 'n gentleman. Maak je daar geen zorgen over.
Maar om op Hein terug te komen:
[1:3]
Ik zei hem dat hij er zooveel beter uit zag maar daar wilde hij niets van weten. Dat komt zei hij, dat 'k 'n andere jas aan heb. Maar 'k laat me zoo gauw niet met 'n kluitje in 't riet sturen en zei: je oogen en je kleur hebben met je jas weinig te maken beste Hein, je ziet er véél beter uit. En inderdaad was hij dien avond veel opgewekter en normaler. De eerste keer was hij veel onrustiger, draaide, twee van de drie lichten uit, zette de ramen open ('t was toen nog koud!) en liep de eéne deur uit om de andere weer binnen te komen. Ook klaagde hij veel meer, o.a. dat de zenuwen in z'n handen en voeten afstierven van de voortdurende angst. Laatst zei 'k dat 'k niet begreep waar hij toch zoo bang voor was, zei dat hij blij moest zijn weer vrij rond te loopen; dat al de ellende die hij heeft doorgemaakt voorbij is
[1:4]
en ten slotte dat als ze hem weer komen halen, ik wel voor hem wil gaan zitten omdat 't mij niet kan schelen en 't wel gezond is zoo'n dieet en gedwongen rustkuur! En daar moest hij toch om lachen! De volgende week komt hij weer eten, gewoonlijk gelijk met Willy Rutgers met wie 'k dan muziek maak en Hein houdt daar veel van. De laatste dagen heb 'k niets van hem gehoord maar 'k heb 't zelf heel druk.
Hoe gaat 't met Jacqueline, is ze weer beter?
Hartelijke groeten aan je drieën, ook van Marie, met 'n hand
je
Wim.