Willem Witsen aan J.H.E. Arntzenius-Witsen
Plaats: Amsterdam |
Datum: 13 september 1915 |
Verblijfplaats: KB 79 E 42 |
[1:1]
Amsterdam
13 Sept 1915
Van morgen kreeg 'k je brief opgezonden uit New York lieve Cobi; - 't is wel curieus dat ik precies gedaan heb wat je mij daarin vroeg te doen als je niet aan de boot was. Wel 'n bewijs dat 'k eenigzins idée had van den toestand & begrepen heb dat je invitatie om te komen koffie drinken of eten meer 'n vriendelijke tegemoetkoming was dan dat je werkelijk wenschte dat we zouden komen. Natuurlijk begrijp 'k best dat 't voor jou 'n teleurstelling was maar 't is zeker beter geweest omdat zooals je schreef Cobaatje
[1:2]
't vreeselijk zou vinden ons bij je te weten en niet te mogen zien en van alles te hooren. Zoodra zij wat beter is moet je ons maar 's bij je vragen: Heelsum is niet veel verder van hier dan den Haag! En 'k kom dadelijk als 'k ten minste niet aan portretten bezig ben tegen dien tijd. Ik ben nu al lang weer hard aan 't werk, oude schilderijen die af moeten en waar 'k dadelijk in was, gelukkig. Overigens vind 'k 't hier vreeselijk! Alles is hier zóó klein en de menschen zoo ontzettend burgerlijk en eigenlijk boersch, slecht gekleed en slechte manieren en onzindelijk. 't Is niet uit te houden zooals die trams hier ruiken en alles is zoo kinderachtig! Wat me 't meest ver-
[1:3]
wondert is dat 'k 't vroeger niet gemerkt heb, dat begrijp 'k niet. Er is hier maar één ding dat hier beter is dan in Amerika dat is 't eten. Iedereen zegt dat 'k mager ben geworden en dat is geen wonder want 'k heb in acht maanden niet naar mijn zin gegeten. Ik dacht dat 'k door ouderdom de capaciteit verloren had maar sints den dag dat we aankwamen eet 'k weer als 'n beer. Niet zoo veel maar 't smaakt hier zoo. Marietje heeft 'n heele goede noodhulp die heel goed kookt. Ook 't thuis zijn in 'n eigen omgeving met dingen om je heen waar je van houdt, is heerlijk. Vooral de huiselijkheid met 't werk in 't atelier en 's avonds de cel, heb 'k wel erg gemist. Zoo is er altijd veel voor en veel tegen en is 't kiezen of deelen.
[1:4]
Wat 'k geschreven heb over de Amerikanen is nog altijd mijn opinie, maar dat gold voornamelijk 't Westen en daar zou 'k ook liever niet wonen, hoe interessant 't land zelf ook is. Maar 'k ben dadelijk bereid om weer naar New York te gaan of naar Canada. Ik weet niet of 'k in mijn laatsten geschreven heb over mogelijke vooruitzichten? Sir William zou mij schrijven als er liefhebbers waren voor portretten, daar wacht 'k nou maar op. Hij was erg ingenomen met 't portret van zijn schoondochter en was zoo goed te zeggen dat niemand 't zoo kon in Amerika! Ik moest terug komen en dan beginnen met zìjn portret. Nu moet je weten dat iedereen hem vraagt z'n portret te mogen schilderen, we hebben er een gezien dat nog niet goed droog was maar meestal weigert
[2:5]
hij. Ik kende daar verhalen van en heb mij wel gewacht om 't hem te vragen. En nu zei hij 't uit zich zelf, dat vind 'k 'n mooi succes. Een andere kwestie is of 't niet tegen zou vallen; 'k geloof wel dat 'k van huis uit eenig talent heb voor portret schilderen, maar 'k heb 't te weinig gedaan en nu ben 'k waarschijnlijk te oud om 't te leeren. Je begrijpt wat 'k bedoel: niet 't min of meer goed schilderen van 'n portret zooals we 't allemaal doen, maar om werkelijk iets heel moois te maken. Wij kregen zoo even bericht per telefoon dat Julia Culp gauw hier komt en dan wil poseeren. Dat vind 'k heerlijk. Ze heeft zoo'n lief gezicht en is prachtig van kleur! Als dat nou maar lukt! Zij is in Wijk a/zee en wil dat we daar komen maar 'k kan niet
[2:6]
uit m'n werk. 't Is ongelooflijk wat 'k te doen heb en vooral als er van die Amerikaansche plannen iets komt. Want dan moet 'k daar exposeeren en heb dan 'n paar flinke doeken noodig. 't Is jammer dat we de meisjes niet meer in N.Y. gezien hebben, 'k heb er wel aan gedacht, ook aan Kohn en Schilling maar meende er zeker van te kunnen zijn dat ze met die hitte buiten waren. Maar de meisjes hadden zoowel mijn adres bij van Wezel als van 't hotel. Uit San Fr. heb 'k 't laatst aan Stans geschreven maar er is zeker bij hun wat blijven zitten van rancune of zoo, of onverschilligheid, anders had 't toch niet gekund! Heb 'k je geschreven dat M. zoowel in Boston als in N.Y. etsen van mij heeft gevonden! In de National
[2:7]
Library 29. Toen de directeur hoorde dat wij er waren (we moesten er naar vragen en naam opgeven) kwam hij bij ons en hij heeft me gevraagd hem te helpen met het catalogiseeren, zoodat 'k later 'n heelen ochtend bezig ben geweest met notities maken. In Montreal waren wel 6 schilderijen van Tholen in 't Museum; 'k geloof dat 'k daar C. over schreef. Morgen moet 'k naar den Haag voor de Teekenmaatschappij en 'n bezoek brengen bij Mr. Everwijn in verband met de Exp. in San Francisco. Mr. de Kruijff die wij den 15 Juli in N.Y. naar de boot brachten ('t was ook de ‘Rotterdam’) hebben wij verleden Zaterdag hier naar de boot gebracht bij zijn vertrek naar Indië. We hebben hem nog maar één keer gezien toen hij verleden
[2:8]
week bij ons koffie is komen drinken.
Met 't celletje gaat 't niet best. Ik ben erg achteruit gegaan en mijn vingers zijn zoo zacht en gevoelig geworden dat 'k elken avond groote martelingen doorsta, maar 'k wil 't toch doorzetten en speel dus geregeld al is 't maar 'n uur. Dan kán 'k niet meer van de pijn en de blaren. Maar dat zal wel weer wennen. Ik hoop nu gauw weer eens van je te hooren en hoop op goede berichten, dan komen wij eens 'n dagje. Wij waren verleden week bij Henri, die is erg oud geworden en Jo kan bijna niet meer loopen. Hij was ook thuis maar we hebben hem niet gezien. 't Is 'n mooi vooruitzicht als 'k over tien jaar me ook niet meer kan bewegen! Vooral voor M. die dan nog zoo jong is en met 'n invalide zit! Je ziet wel, dat 'k me haasten moet met werken!
Nu, adieu en tot ziens. Hartelijke gr. van ons beiden vooral ook aan die lieve C.
je
W.