Willem Witsen aan Willem Johannes Theodorus Kloos
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 19 juni 1914 |
Verblijfplaats: KB 69 F 22 |
[1:1]
Oosterpark 82
19 Juni 1914
Beste Willem,
'k Heb met veel genoegen het stukje van C. Veth gelezen; 't is over het geheel genomen een goed stuk en om vele redenen zou 'k wel willen dat 't geplaatst werd, zoowel ten behoeve van R. Holst die volgens zijn eigen verklaring er niet aan gedacht heeft om zijn collega's onaangenaam te zijn, als voor vele Arti-leden die zich hebben laten ‘misleiden’. Evenwel, het verwijt dat Arti betere tentoonstellingen moest geven, terwijl er juist nu een prachtige tentoonstelling van Neuhuys is, en de slotzin waarin hij Arti verwijt geen belangstelling te hebben voor wat hij noemt een groot kunstbelang - deze verwijten zijn absoluut onverdiend. Het ‘afgrijselijke vermoeden’ waarvan hij spreekt, is juist: die motie is 't werk van prof. Dake, zìjn doodsvijand.
[1:2]
En inderdaad is de vergadering ‘misleid’, niet door de suggestieve persoonlijkheid (!) van prof Dake, maar eenvoudig door leugens.
Arti is daardoor in een moeielijk parket geraakt en wij, het bestuur, dat voor 2/5 niet aanwezig was op die vergadering, terwijl de overige drie tegen de motie stemden - wij doen al ons best om 't kwaad zooveel mogelijk ongedaan te maken. Roland Holst heeft ons verzocht de motie te herroepen en waarschijnlijk zal dit op de volgende vergadering gebeuren. Zoo niet, dan neem ik althans mijn ontslag.
Er bestaat tusschen R. Holst en Dake sedert lang een veete. Holst is een begaafd en beschaafd artist die àl mijn sympathie heeft al kan 'k niet meegaan met zijn uit 't socialisme geboren neigingen tot gemeenschaps kunst. Dake is prof. aan de academie, daarbij verslag gever voor de kunst rubriek van de Telegraaf en overigens een
[1:3]
door en door grof en onbetrouwbaar man. Dake heeft Holst een hak willen zetten door die motie, zich verschuilende achter den breeden rug van Arti. Corn. Veth, ook verslaggever van de Telegraaf, is een doodsvijand van Dake en valt Arti aan om Dake te treffen. Maar Dake is Arti niet! Integendeel! In veler oogen is hij een gevaar voor Arti en zoolang als mannen als Breitner, Derkinderen, Karsen, om mijzelf er buiten te laten, eenige invloed hebben, komt hij nooit meer in het bestuur. Zijn laatste kattekwaad is die motie geweest, en als wij nu gedaan krijgen dat in de volgende vergadering satisfactie wordt gegeven aan Roland Holst, is die zaak in zooverre weer uit de wereld. Maar: il faut laver son linge sale en famille, en publiciteit is er al te veel aan gegeven. Daarom zul je begrijpen,
[1:4]
nu je zoo vriendelijk bent om 't mij te vragen, dat ik de plaatsing van dat stukje niet kan en mag aanraden.
Het spijt me, beste Willem, dat 'k je met deze onverkwikkelijke dingen moet lastig vallen en ophouden, maar 'k zag geen kans om 't je anders duidelijk te maken.
Met hartelijke groeten aan je drieën, ook van Marie
je
Wim