J.F. van Royen aan Willem Witsen en Augusta Maria Witsen-Schorr
Plaats: Den Haag |
Datum: 1 juni 1914 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
's Grav. 1 Juni 14.
43 VanBoetzelaerlaan
Beste Menschen,
Want dat zijt gij beiden inderdaad en van daar dan ook dat de brief van Lausanne als een geschenk inhield. Zoo te weten, hoe Uwe gevoelens jegens ons zijn, is een bezit, waar ik van harte blij mee ben. Het afgeloopen jaar zal ons zeker niet het minst lief hierom zijn, dat wij ons mochten verheugen in nauweren omgang met U beiden en daardoor
[1:2]
meer en meer mochten leeren kennen van Uw innerlijke schatten.
Uw brief was ook zoo welkom, omdat, ofschoon het er niet met zoveel woorden instond, wij toch tusschen de regels meenden te mogen lezen, dat het U beiden goed gaat, en daardoor gemakkelijk valt open te zijn voor de nieuwe en vele indrukken. Hooglijk verheugd waren we over het bericht betreffende den nieuwen werkstof; we moesten hartelijk lachen om de lotgevallen van den
[1:3]
geleerden Donders. Maar dàt kan ik wel zeggen: zoo zeker als een geleerde nooit een kunstenaar zal worden, zoo zeker zal Ùw ‘j'espère’ hier in vervulling gaan. Het ligt geheel in de lijn van Uw ontwikkelingsgang: het steeds lichter en zuiverder worden, zal in de zonnige renaissance geest van Venetië zijn vervulling hebben gevonden en daarom kan ik me zoo goed begrijpen hoe deze stad beantwoordt aan wat U zich nu
[1:4]
graag voorstelt. Dit natuurlijk verloop waarborgt juist nù, dat er groote en heuglijke resultaten van komen. Twintig jaren geleden zou, als ik mag onderstellen, Uw innerlijk niet zoo op dit nieuwe hebben aangeslagen.
Onnoodig te zeggen, dat wij allebei vreeselijk benieuwd zijn naar hetgeen U al meebrengt.
Ik zou zoo gaarne doorschrijven, maar wij gaan a.s. Donderdag naar Engeland, inderdaad, en er is nog zooveel te doen, steeds meer naar mate je bezig bent. Wij schorsen daarom dezen tot in Engeland. Dan wil Gusta zich ook melden; nu is zij van vermoeidheid al om 8 uur met hoofdpijn te bed gegaan!
Weest beiden hartelijk gegroet met twee handen en gelooft mij, zoo gaarne,
Uw toegenegen
Van Royen