Antonius Johannes Derkinderen aan Willem Witsen
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 10 mei 1912 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
vertrouwelijk
[briefhoofd Rijksacademie, Amsterdam]
[den] 10den Mei [191]2.
den WelEd. Geb. Heer W. Witsen
Beste Witsen!
Vóór de stemming over van Raalte als stemhebbend lid van Arti kreeg ik een bezoek van Karsen, om mij aan het belang der zaak te herinneren. Ik kon echter door ongesteldheid niet komen en in elk geval - de Maatschappij, waarvan wij lid zijn, heeft in den loop van een paar maanden van Raalte aangenomen en van der Hem geweigerd.
Ik denk dat Ge dit evenzeer jammer vindt dan ik. En het bedenkelijke is - de kansen worden steeds slechter op deze wijze!
Toch zou er, dunkt mij wel iets te doen zijn. Laat ik dat ‘iets’ eens aan je oordeel onderwerpen. Bij genoegzame belangstelling en steun is het mogelijk in de Statuten of in de Wet van Arti een bepaling te doen opnemen dat éénmaal in elke periode van vijf jaren het Bestuur het recht heeft (met of zonder instemming der
[1:2]
vergadering) het stemhebbend lidmaatschap aan te bieden aan een zeker aantal verdienstelijke kunstenaars, wonend te Amsterdam, het Gooi, of Haarlem. Dat aantal, aldus gekozenen, zou nimmer hooger mogen zijn dan de helft der op de gewone wijze gekozen stemhebbende leden - aldus zou moeten worden bepaald.
Vóór het einde van dit jaar zouden er dus 16 nieuwe leden aan ons getal kunnen worden toegevoegd. Mag ik eens een begin van een lijst maken en je ter overweging aanbieden?
[hier 3 kolommen naast elkaar]*
[kolom 1:]
Schilders
Bauer
Kever
Veth
Hart Nibbrig
van der Hem
Roland Holst.
Bastert.
Dijsselhof
Nieuwenhuis
Cachet.
[kolom 2:]
Beeldhouwers
Mendes
Zijl.
[kolom 3:]
Architecten
[de Bazel
Jos. Cuypers
J. Stuyt
Hanrath
[einde kolommen]
[streepje]
Op deze wijze zou er kans zijn, dat Arti werkelijk weer iets gesterkt werd, wat toch waarlijk niet onnoodig is! Ik denk er met
[1:3]
zorg aan dat in dit jaar Breitner en Karsen, het volgend jaar v. Hove uit het Bestuur moeten. Ik hoop zeer dat Gij bereid gevonden zult worden een der plaatsen in te nemen. Maar wij hebben 3 goede krachten noodig!
Ik heb over dit denkbeeld met niemand gesproken, maar het zou mij bijzonder verheugen indien Gij er eens over denken wilt. Want werkelijk, wij kùnnen niet buiten een goede maatschappij en de tegenwoordige toestand van Arti is vol gevaren.
Ook Karsen heb ik er niet over gesproken. Zouden wij het samen eens zijn over het beginsel en over den lijst, dan zou het dunkt mij eerst tijd zijn dit te doen. En ik vertrouw dat het Bestuur de zaak sympathiek gezind zou zijn.
Geloof mij met beleefde groeten voor Mevrouw Witsen,
je vriend
Toon derkinderen
[1:4]
Het denkbeeld zou het volgend artikel in de Statuten noodzakelijk maken:
[begin inspring]
Art. 5.
‘Eenmaal in elke periode van 5 jaren (te rekenen van af het jaar der Stichting) kan het Bestuur onder goedkeuring der Vergadering van Stemhebbende leden, eenige kunstenaars het Stemhebbend Lidmaatschap der Maatschappij aanbieden. Het aantal van de stemhebbende leden aldus aangenomen, mag nimmer grooter zijn dan de helft van het aantal Stemhebbende Leden, die op de gewone wijze gekozen zijn.
Zij behoeven niet in Amsterdam gevestigd te zijn.’
[einde inspring]
# [dubbele streep]*
In verband met art. 35 van de Wet zou het Voorstel gedaan moeten worden door het Bestuur.