Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: Arnhem |
Datum: 31 december [1911] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Arnhem 31 Dec.
Beste Wim,
hartelijk dank voor je laatsten belangstellenden brief. Wij begrijpen best, dat de winter eigenlijk niet de beste tijd is om uit te gaan, ook omdat je dan in je meeste werk zit.
Wat Wim betreft; hij is een cordate knaap en een worstelaar, niet met jongens, hoewel hij er niet tegen op ziet een mep te geven, maar
[1:2]
hij tracht altijd iets in mekaar te zetten. Zijn groote liefde is zijn konijn, dat, dank zij geperst hooi, roggebrood, zijn verblijf in een kippenhok en zijn dagelijksche tuinwandelingen met Wim als een wijze raadgever er bij, zeer floreert. Dan komt zijn spoor en komen zijn bouwplaten. Daar hij voor 't in mekaar zetten van de gewone de hand niet meer omdraait
[1:3]
heb ik met Sint-Niklaas voor een gld. er een aangeschaft in den vorm van een boekdeel. Daaruit heeft hij nu, al fluitende, zingende en pratende (hij houdt nooit zijn mond) in enkele weken een stoomer van de N.D. Lloyd gemaakt, 122 m. M. lang, natuurgetrouw, ook wat de kiel betreft, o.a. met 18 ventilatoren (die koppen er op zouden voor mij een helsch werk zijn) en 22 bootjes aan davids van haarspelden. Hij is 'm nu bezig te lakken
[1:4]
en gister heb ik de grondstoffen gekocht, waaruit hij een kast denkt te maken, van boven met glaspapier, zoodat de boot tegen stof is beveiligd.
Behalve zijn geteeken, dat bij buien gaat (hij zit dan potten en pannen na te teekenen, bij avond op 't blad van de secretarie), leest hij Jan zijn boeken uit, behalve van Napoleon, omdat Andriessen het te veel over legerafdeelingen heeft, meer de vader-
[2:5]
landsche uit den geuzentijd, vechten in de duinen; er moet in het verhaal een ‘punt’ zijn, zooals hij 't noemt, nl. een kerel waarvan hij de avonturen kan lezen, liefst lollig en ongegeneerd.
Van Mark Twain houdt hij erg. Hij heeft Tom Sawyer in zijn bezit.
Ik dank jullie wel hartelijk voor je voornemen en je vraag over 't boek. De zaak is,
[2:6]
dat hij verleden jaar in den Haag aan 't Fransch is begonnen en dat 't hier eerst op de groote school, d.i. volgend jaar (1912) na de vacantie wordt onderwezen. Het onderwijs is hier, misschien niet slecht, maar veel minder geraffineerd dan in den Haag. In de provincie is alles meer suf, meer
[2:7]
langzaam aan dan in Holland. Tel daarbij de mislukking die een kind vooral op de HBS altijd heeft, door minder ambitie voor zekere vakken, gebrek aan harmonie met een bepaalden leeraar, dan kun je begrijpen, dat de provincie altijd de achterdeur uit is.
Op school is men erg over hem tevreden. Hij is zoet en weet alles. Het ligt echter
[2:8]
geloof ik wel wat aan 't onbenullige onderwijs. Dit kan een reden worden dat hij 't te licht gaat achten. Hij wordt van den zomer 10 jaar. We moeten alles afwachten.
Ik geloof, dat als je hem een boek wilde geven je hem erg pleizier zoudt doen met de lotgevallen van Huckleberry Finn van M. Twain, uitgave ‘de goede kameraad’, eene serie van dien naam, teeke-
[3:9]
ningen van Braakensiek, uitgave van Holkema en Warendorff, prijs 1.40 of 1.75. En als je hem een bouwplaat wilt geven, dan een waar wat echts van te maken is (die zijn moeilijk te vinden). Meestal is een schip b.v. tot aan de waterlijn, het ontwerp te klein, of dergelijke mankementen.
Hartelijke groeten ook van en aan M.
je
Jan