[1911]
George Hendrik Breitner aan Willem Witsen
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: [vóór 14 januari 1911] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Amice,
Aangezien ik met Dr. Esser heelemaal gebrouilleerd ben en niet naar hem heen kan gaan om het zelf te doen, en daar ik weet dat gij met hem op zeer goede voet is, en het ook geen zaak waarom ge [best[?] met hem in onmin zoudt kunnen geraken, wilde ik U vragen of ge genegen zoudt zijn mijn rekening met hem bij hem eens na te kijken. Dat wil zeggen hem te vragen de quitantiën te zien want ik heb hem steeds voor elk bedrag hoe gering ook een soort van briefje of ontvang bewijs gegeven en de afspraak was dat hij die bij de eind afbetaling zou meebrengen wat hij evenwel niet heeft willen doen. Wel heeft hij met veel drukte een soort
[1:2]
Bijgaand geef ik je een staat van de verkoopen en betalingen, volgens wat ik er van vind. Nu is er nog iets waar ik met Dr. Esser mee verschil, hij beweert dat de verkoop van de Groote Dam bij avond (f 600) en het kleine schilderijtje Kar op brug met sneeuw (f 250) een koop zijn en dus slechts te zamen f 600, maar dat moet dan uit de aanteekeningen op de quitantiën blijken, dat wil ik zeggen als ik het er zelf heb opgezet, want hij kan er alles op hebben geschreven wat hij wil.
Volgens mijn herrinnering heeft hij het kleine schilderijtje eerst veel later gekocht.
[1:3]
Je bij voorbaat dankend, met hartelijke groeten aan je vrouw en met verzoek er vooral met niemand anders over te spreken,
t.t.
Georges
P.S. Dr. Esser heeft er ook nog bij die af[rekening[?] de aankoop van de Brouwersgracht bijgehaald maar die heeft hiermede niets te maken. Ik heb alleen te maken met wat na 1 mei 1910 is gebeurd. Want die geschiedenis was al lang verrekend.