Willem Johannes Theodorus Kloos aan Willem Witsen
Plaats: Den Haag |
Datum: 8 mei 1910 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Den Haag
Regentesselaan 176
8 Mei 1910
Allerbeste Wim,
Hartelijk danken wij Marie en jou voor het telegram op mijn verjaardag. De dag was natuurlijk heel anders dan verleden jaar: wij zaten ook midden in de schoonmaak; den volgenden dag moest onze werkkamer gedaan hebben, en wij hebben dus weggeborgen en ingepakt, wat los en vast was. Maar het deed mij allemachtig veel pleizier, dat je je ouwen vrind, (die al 51 is geworden!) gedenken woudt.
Er is een groote verandring hier in huis voorgevallen: De Useners
[1:2]
zijn weg! Mevrouw Usener-Hartung Derbe was in de laatste jaren voortdurend ongesteld, slap en lusteloos, gekweld door hoofdpijnen, met idiote scheldpartijen tegen het dienstmeisje over kleine huislijke dingen, telkens weer. De heele boel werd verwaarloosd: het eten was schandelijk-slecht geworden, er werd niets meer schoongemaakt, en als we niet zoo vast hadden gezeten door onze meubelen en boeken, dan waren wij zeker al lang verhuisd. Zij heeft het zelve, gelukkkig, ook ten slotte ingezien, dat het niet meer ging: en is er dus uitgetrokken om meer rust te krijgen. Nu hebben wij een eigen huishouden moeten opzetten (sinds 1 April) en dat gaat heel goed.
De benedenverdieping hebben wij verhuurd gekregen, (heele-
[1:3]
maal apart, zonder eenige bediening) en we krijgen een eigen meid. Tot dusver hebben wij het met schoonmaaksters gedaan, want de heele boel moest fatsoenlijk worden gemaakt, omdat alles zoo verwaarloosd was.
Door dat alles hebben wij natuurlijk op eenmaal groote onkosten gekregen, aan meubelen, linnen goed, huisraad, keukengerei, en nu zou ik zoo graag willen dat Versluys eindelijk eens over de brug kon komen en mij het restant (f 250) uit ging betalen, wat mij nog toekomt van het huldeblijk van een jaar geleden. Ik ben zoo bang, dat hij er weinig meer aan denkt, en dat dus maar blauw blauw laten wil. Je weet, hoe hij is! Liever den boel maar laten loopen, zooals hij loopt, dan eenige moeite doen!
Beste Wim, nu is het wel
[1:4]
een beetje penibel wat ik je vragen moet: maar zou jij niet eens naar Versluys kunnen gaan, (liefst naar de actievere Mevrouw Versluys natuurlijk) en haar vragen of er geen mogelijkheid tot afdoening bestaat. Je merkt, beste Wim, wat een weldaad jullie gedaan hebt, door dat huldeblijk. Want anders hadden wij er onmogelijk over kunnen denken, op ons zelf te gaan wonen, wat toch natuurlijk de ideaaltoestand is. Alles is nu zindelijk, we krijgen zuiver eten, en zijn ons eigen baas, zonder afhankelijk te zijn van de luimen eener zenuwzieke hospita. Wij verwonen nu f 15. in de maand en hebben daarvoor onze heele verdieping, het kabinet op de eerste verdieping, de keuken, en den zolder met een groote en een kleine kamer. Jacquelien heeft de goedheid gehad het oppertoezicht over de huishouding
[2:5]
te willen aanvaarden, en zoo hopen wij er gezelligjes te kunnen komen.
Ik maak je duizend excuses, dat ik je zoo'n onaangename taak opdraag, maar ik vind het zoo ‘hebberig’ staan, om zelf te schrijven.
Ten slotte, en niet het minste, wil ik je nog even zeggen, dat de etsen nu hangen, en dat ze prachtig doen. Zij zijn een ware lust en rust voor het oog. - Zij hangen nu samen aan één kant (links) van den schoorsteen, en rechts Dijsselhof: dat leek ons het beste: Dijsselhof's lichte stuk heeft niet zoo veel licht noodig, als jouw donkerder kunst.
[2:6]
Zij zullen mij mijn heele verdere leven een genot zijn, evenals aan Jeanne, die ze elken dag weer op nieuw bewondert.
Met hartelijk-vriendschaplijke groeten aan Marie en jou
je
Willem