Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: [13? maart 1910] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Kanaal 60.
Beste Wim, van de week vergat ik je te zeggen, waarom ik dezen winter zoo aan 't werk wilde - dat dus een anderen keer - en tevens vergat M. je oordeel te vernemen omtrent de stoelen in de achterkamer, die ons zoo bevallen en die we voor een riks per stuk op een veiling verkregen.
Vandaag was ik met Wimpie op een kijkdag van schilderijen en oud delftsch bij Zürcher. Die
[1:2]
sinjeur heeft een groote behuizing achter promenade, naast de oude villa van van Tienhoven, met een schilderijenzaal erbij. Bij 't Delftsch was, geloof ik, mooi goed. Wat schilderijen betreft, heeft hij enkele oude Mauves, Marissen (J. en W.), verder veel Dankmeyers. Groesbeek is 't bij lange na niet. Ik denk nl. dat op de veiling veel eigen spullen zijn. De Mauves vallen uiterlijk niet als Mauves op; het
[1:3]
is of ze veel uit een tijd, lang geleden, zijn.
Vandaag heb ik 't zesde deel van Casanova uitgekregen. Ik ben nu nl. aan 't eind van de historie met ‘La Charpillon’. Dat is een verhaal om gek te worden; hij had sterke zenuwen, die Casanova. Ik heb me weer zeer verkneuterd in 't ten tooneele verschijnen van den wonderstoel en nog meer bij de gedachte aan den eigenaar die met het apparaat rondgaat, ten einde een kooper te vinden. Al-
[1:4]
leen de 18e eeuw heeft zulke grappige dingen gehad, als C. ze ons beschrijft.
Zou je mij een pleizier willen doen en mij over eenige weken aan de hand willen doen een andere uitvoerige beschrijving uit de 18e eeuw, van iemand die op de een of andere wijze, zij het een losbandig, zij het een staatkundig, doch avontuurlijk leven leidde. Liefst mémoires, 't zij van man, 't zij van vrouw. Maar uitvoerig en met levenslust
[2:5]
geschreven. De bibliotheek zal wel alles hebben wat je me opgeeft.
Ik vind in Casanova zoo bijzonder aardig de zedenschildering die je er zoo goed in aantreft. Je krijgt er de 18e eeuw in negligé.
Jammer, dat 't met zijn bezoek aan Engeland uit is geweest. Tenminste ik zie 't aankomen. Pleizier heeft hij op zijn kort geval met Pauline na, er niet gehad. Daardoor of doordat
[2:6]
hij niet inheemsch kon worden in Engeland, vertelt hij over 't eigenlijke leven erg weinig. Veel van zijn mededeelingen maken meer den indruk van charges, dan van goedgeziene realiteit te zijn. Ik ga vreezen voor wat ik in 't 7e deel lezen zal.
Zal je je op de mémoires eens beslapen? Weet je bepaald niets, vraag dan eens aan je Parijsche vrienden. Want den
[2:7]
eersten keer hebben ze niet misgetast. Maar ik bedoel een boek van litteraire waarde. Casanova is dit onmiskenbaar.
Ik ben vandaag erg in mijn humeur; vandaar, dat ik je met een uitvoerigen brief het beste toewensch in je werk
en jullie hartelijk groet, ook van M.,
je
Jan