Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: [Doorn] |
Datum: [10 december 1906] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Maandag.
Beste Wim, hartelijk dank voor je brief en van ons beiden beterschap gewenscht met Marie. Wat pleizierig vond ik 't, dat Dr. v.d. Horst gekomen is en tot oordeelen in staat gesteld. Dat vind ik flink. Marie en ik zullen niet verzuimen bij jullie te komen, als wij naar huis teruggaan. Wij komen waarschijnlijk Vrijdag 21 dezer om Zaterdag in de loop van den middag verder te gaan, tenzij het logeeren om het werk als anderszins bezwaren ontmoet en dan kunnen we Zaterdag 22 dezer koffiedrinken. Ik weet niet hoe ik 't heb met al de gezelligheid hier, bij dag en bij nacht, terwijl ik het hier tot dusver zoo akelig en verlangerig gewend was. Het doet M. overigens zoo goed, niets doen en eten en kleine wandelingen maken.
[1:2]
Ze ziet er zoo lief en gezond uit. En jong, zegt elkeen. Ik hoor dus van jullie nader wanneer we zullen komen. Ik ben verlangend om je werk te zien, waarvan Arthur mij reeds een en ander vertelde.
Die vertelde je ook van mijn bonne chance, waarmede ik aanvankelijk nog al verlegen was. Overeenkomstig zijn nader advies en omdat 't toch ook de eenig hoffelijken manier is, heb ik besloten het te besteden zooals de bedoeling was, nl. voor onszelven en niet speciaal voor de kinderen. Vanmiddag heb ik Liesbeth bedankt, die wel weigerde den dank te aanvaarden maar toch voldoende door den mand viel. Ook Arthur kreeg zekerheid dat de brief van haar, of Abram, of van beiden kwam.
Wees beiden hartelijk gegroet; de beste wenschen voor Marie.
je
Jan