Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: [10 november ? 1906] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Amsterdam, Zaterdagmiddag
Beste Wim, daar zit ik in een onmogelijk cafeetje ‘de poort van Weesp’ te wachten op mijn trein van 3.5.
Ik vergat je onlangs te zeggen, dat vóór ik verleden week naar Chris toeging, al eenige dagen de gezwollen plek pijnlijk was. Dat is eigenlijk de eerste aanleiding geweest, waarom ik naar Chris ging. Maar door mijn verbouwereerdheid vergat ik ook hèm dat te zeggen.
Na zijn onderzoek heb ik een beetje last gehad waarvoor hij mij waarschuwde, maar nu is branding op de gezwollen plek nagebleven en al drink ik na 4 uur ook niets meer, ik word om 5 uur wakker. Dat daargelaten, maakte de branding en de scherpte, dat ik gister naar Zeist liep om fleschjes te koopen bij mijn apteker (1½ uur dus, dat ging) en van morgen weer naar Amst.
[1:2]
toog. In een uitvoerig betoog heb ik het heele verloop aan Chris blootgelegd.
Het resultaat is dit:
Het is niet onmogelijk (9 jaren onder allerlei omstandigheden heeft de plek nooit opgespeeld), dat de quinine er schuld aan is (het is gekomen, tijdens de 2e kuur) en verder moet ik tot Donderdag wachten, want het kàn, dat alles vanzelf tot rust komt.
Zoo niet, dan moet ik Donderdag a.s., Zaterdag a.s. enz. naar Amst. van Doorn en word ik gebougiseerd. Dit laatste is niets, maar Chris heeft liever, dat ik als ‘weduwnaar in Doorn’ behandeld word, zoodat, wat onomstootelijk voor Marie vaststond: ‘dat ik dezer dagen nu voor goed thuis kwam’, door mij moet worden afgeschreven. En hoe licht ik het ook voorstel: het is een
[1:3]
nieuwe ziekte en zij weet hoe 't met dergelijke zaken van mij gaat. Dezer dagen moet ik de moed hebben het haar te schrijven.
Lieve Wim, wel verre van na te pein[z/s[?]en, wat je tegen den armen stakker hebt, neem je voor als het noodig is mij een beetje te helpen om haar op te monteren en jij ook, als het vóór mocht komen, Marie.
Allereerst zal ik trachten het op een goede baan te schuiven.
Wat je geld betreft, dat over zal zijn op de jasjes, ik heb nog niet erover aan M. geschreven gelukkig. Voorvoelende, dat ik van de week naar A. moest, heb ik het achter gehouden en het komt mij nu goed te pas.
Vannacht heb ik niet geslapen en ik ben er niet toe gekomen, omdat ik wist, dat er weer wat boven m'n hoofd hing en dit mij absorbeerde.
[1:4]
Om de geluiden in mijn quinine-tijd te ontgaan, heb ik mijn ooren volgestopt met watten. Dat helpt prachtig.
Zeg Wim, wat een ongeluksvogel. De eerste die ik in de wachtkamer van Chris zie is een oude telegraafklerk. Ik deed maar of ik niets zag. En de tweede was weer een goede bekende die ik niet thuis brengen kon. (Ik word zoo suf.)
Ik heb in Doorn liggen 12 jasjes in 12 etuitjes (dezelfde als die languit, maar door de etuis stofvrij) en verder om te probeeren 6 met ‘reservoirs’. Schrijf gauw of ik den leverancier nog om andere moet schrijven. Anders doe ik af.
De prijzen zijn:
[begin inspring]
12 .... 2.50
12 .... 3.
6 .... 1.75
[streep]*
7. -
[einde inspring]
De voorhandene zend ik je.
Dag
je
Jan
Groeten aan M.