Willem Johannes Theodorus Kloos aan Willem Witsen
Plaats: Den Haag |
Datum: 23 september 1906 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Den Haag
Regentesselaan 176
23 Sept. 1906
Beste Wim,
Ik kan je niet zeggen, hoe je hartelijke vriendschap mij weêr treft. Dit had ik je al eer moeten schrijven, maar ik had een boek te lezen van 600 bladzijden, waarover ik een Kroniek schrijven moest. Nu ben ik daarmeê klaar, en ik wil je nu graag even schrijven hoe het met de zaken staat.
‘Voorburg’ heeft mij voorgesteld, de N.G. nog drie maanden, dus tot 1 Januari, voort te zetten, op voorwaarde dat ik mij tevreden stel met een honor. van f 30 (in plaats van f 50) gedurende dien tijd. Ik heb dat natuurlijk moeten aannemen: er wordt tijd meê gewonnen en de Octoberafl. verschijnt dus nog
[1:2]
bij hen.
Verder.. na het onzinnig voorstel van Groesbeek, hebben wij nog een andere combinatie beproefd (nl. met ‘Nederland’, waarop Netscher in de Hollandsche Revue al eens vaag had gezinspeeld) echter absoluut zonder resultaat. De uitgever van ‘Nederland’ verklaarde, dat hij den redacteur ‘Fiore’ absoluut niet wou opdoeken, en dat hij zelfs zeer kwaad op Netscher was, omdat deze hier in 't publiek een balletje van had opgegooid.
Ten einde raad, hebben wij toen het volgende bedacht, en het als voorstel naar Groesbeek gestuurd {Jean heeft mij beloofd, als Gr. toestemt, het daarvoor benoodigde geld bij haar kennissen in den Haag bijeen te zien te krijgen, (ofschoon dit natuurlijk niet zoo makkelijk zal gaan) maar zij hoopt altijd het beste}.
[1:3]
1. Ik stel aan Gr. een combinatie voor, zonder dat hij geld voor de abonnementslijst behoeft te betalen. Jean ziet dan wat geld te krijgen: zij laat zich rondrijden; zij kan goed praten, enfin, 't is altijd beter nog een hoop over te houden, dan maar bij de pakken neêr te zitten).
2. Ik stel hem voor, het tijdschrift te noemen: ‘De Nieuwe Gids der Twintigste Eeuw’, hem mededeelende dat v. Deyssel mij zelf indertijd dien titel heeft voorgeslagen. Ik verzeker hem mijn uitsluitende medewerking, en ook de medew. mijner mederedacteuren en medewerkers en vraag daarvoor, (zonder afz. honor. voor mijn copij) een maandel. toelage van f 50, en redacteur voor de verzen te zijn, terwijl ik mij verbind om telkens als v. D. het wenscht, met hem te confereeren over de gekozene poëzie.
[1:4]
Dit is voor Gr. een gunstig voorstel, dunkt mij: de vraag is alleen maar, of v. Deyssel zal tegenwerken.
Ik wacht nu al ± een week op antwoord.
Ik zal je natuurlijk dadelijk schrijven, hoe het antwoord van Gr. is uitgevallen zoodra ik het heb.
Morgen (Maandag) zal ik je een presentexempl. sturen van mijn Bilderdijk-bloemlezing. Lees, als je wilt, de lange Inleiding eens aandachtig, dan kan je zien, hoe subjectief van Deyssel zich heeft uitgelaten.
Met onze hartel. gr.
je dankbare
Willem