Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 25 mei 1904 |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1043 en 936 |
[1:1]
Woensdag morgen
25 Mei 1904
Och, och, wat ben je toch 'n dwaas Bebpy, lieve Beb en waar je 't allemaal vandaan haalt, weet 'k niet; soms kan 'k er geen touw aan vast knoopen en dan denk 'k: 'k zal maar wachten tot ze weer 's schrijft, misschien begrijp 'k er dan wat meer van. En nu uit dezen laatsten zie 'k dat je je honderd negen en tachtig duizend dingen in dat arme hoofje haalt die er niet hooren omdat die dingen alleen dáár bestaan en geen voeling houden met de werkelijkheid; als jij er niet zoo veel verdriet van hadt
[1:2]
zou 'k er hartelijk om lachen. Je voorstellingen en de konsekwenties van je voorstellingen kunnen mìj niet raken: ‘il n'y a que la verité qui blesse’ en je moest maar 's even hier zijn en onzen lieven Meesje zien en je ouwen Pim-Vafie en 's even praten, dan zou je misschien ontwaken uit dien benauwden droom vol akeligheden en weer 'n beetje zon zien in de zorgvolle en liefderijke oogen van ons mannetje en z'n vadertje. Toen we uit Antwerpen gingen was alles goed en sints dien tijd heb 'k niets gedaan, niets wat 'k me te verwijten heb, zelfs geen gedachte!
[1:3]
Maar 'k kan niet antwoorden op al die fantasiën van je, vooral als ze twee en drie jaar geleden zijn en je voorstelling bovendien altijd scheef is. En je schreef dat 'k niet vermijden moest om er op te antwoorden en ik kàn 't niet eenvoudig omdat 't mìj niet aangaat, omdat 't 'n andere man betreft en niet mìj en omdat 'k 't zoo'n vreeselijke onzin vind. En omdat 't zoo onnoodig was en 'k niets hoegenaamd gedaan had en 'k in 'n tegenovergesteld sentiment leefde met mijn lieve Pampie - en er daarom niet kon in komen - daarom zei 'k dat 't zeuren was. Begrijp je dat nou niet? En vin je dat zoo erg? Ik bedoelde er natuurlijk niet mee dat je gemoedsleven mij onverschillig is; als dat zoo was zou 'k
[1:4]
je brieven niet eens lezen en er mij niets van aantrekken en me niet voortdurend de moeite geven je de dingen te laten zien zooals ze zijn. Nee, 'k vind 't heel heel naar lieve Beb, als je verdriet hebt en vooral als je 't hebt door hersenschimmen en 't heelemaal niet noodig is om verdriet te hebben want eerder moest je je verheugen in alles zoo als 't nu is. En als je meêr wil Beb, - bedenk dan dat ‘als de zaken zoo staan, Wil’ 'n opvatting is van joù en dergelijke opvattingen en dergelijke brieven ons maar vervreemden, dat is: de tegenovergestelde werking hebben van 't geen je wenscht en ik ook wensch Beb, - en mijn veranderlijkheid (zooals je 't noemt)
[2:5]
in werkelijkheid niet anders is als mijn goede wil. Maar met dien goeden wil alleen kan ik niets doen: 't moet vanzelf komen doordat we elkaar beter gaan begrijpen en door vertrouwen en zonder dat vertrouwen (en 'k verzeker je dat je 't hebben kùnt) is er niets dan vervreemding. Noch Jan Hofker, noch Kloos heb 'k in de laatste maanden gezien of geschreven en noch zìj noch Cobi noch wie ook heeft mij ooit 'n woord kwaad van je hooren spreken. O 't is allemaal zoo'n onzin Bebpy dat wantrouwen en dat schelden op mìj. Ik ben de éénige, absoluut, die iets van je begrijpt en die je waardeert, je schat naar je waarde.
[2:6]
'k Hoop altijd dat er nog 's 'n tijd moge komen dat je zult inzien wat 'k ben, maar werkelijk ben - zoó afwijkend van je tegenwoordige voorstelling, en dat die afschuwelijke cauchemars niet meer tusschen ons staan! Van Pammy kan 'k je gelukkig niets dan goeds schrijven. En zeg niet dat hij even onhartelijk is als z'n vader want dan doe je het lieve gevoelige mannetje even groot onrecht als z'n ouwen heer! Hij is zóo lief voortdurend en praat telkens over jou en z'n broertjes. Hij werkt dagelijks en doet alles op tijd, gymnastiek en groote enz. Hij komt goed aan, wordt zwaarder en dikker en slaapt
[2:7]
goed. Dat hij om 12 uur geen groote eetlust heeft vind 'k juist heel goed, hij ontbijt flink en 's middags eet hij ook weer flink. Morgen gaan we naar Aerdenhout naar je lieve huis, 't toekomstig verblijf van de goeden waar arme ik niet thuis hoort. Ik zal er aan doen wat 'k kan lieve Beb, - heb je 't cocos nog gevonden in Brussel en heb je 't laten sturen? Dan kan dat ook worden aangebracht.
Hoeveel geld wil je hebben? 200 frs. of 400 frs.? 't Is jammer om je meer te sturen dan noodig is, in franken.
Pam is uit met Anna, even naar neef en nicht om te vragen of ze van avond komen thee drinken.
[2:8]
Ik ben geen een avond uit geweest zoolang Pam hier is en dat doe 'k ook niet. Gewoonlijk zit 'k beneden te lezen; hij slaapt heel rustig. Zondag is juffr. Rosema hier geweest om Pam te bezoeken en bijna tegelijkertijd kwam Marie W. binnen. Gisteren middag is ze hem komen halen om te wandelen en toen heeft ze hem meê genomen naar Volkland. Juffr. R. zei dat ze den 10en Juli vrij komt; ze heeft gevraagd om eerder te mogen maar de mevrouw wil niet. Pam heeft bij de Balbian Verster op z'n kamer 'n schrijfmachine gezien en mocht er op schrijven en daar was hij zoó mee ingenomen dat hij er van gedroomd heeft;
natuurlijk voornamelijk om allerlei
[3:9]
gekke dingen te doen. Nu verleden Zondag (Rosema was er Maandag 2e Pinksterdag) 1e Pinksterdag kwam Verster hier en bracht Pam 'n doos meê waarin 'n schrijfmachine uit Neurenberg, vreeselijk aardig en kompleet in z'n soort, als kinderspeelgoed! Pam is er verrukt van en om 't je te laten zien heb ik 't adres van dezen brief er op gefabriceerd. Pam vraagt zoo dikwijls naar Nootje schrijf hem nog 's een en ander, hij vindt 't zoo heerlijk. Dag lieve Beb, schrijf je mij nu ook weer 's gauw 'n ander briefje? Was 't nog al prettig met Chrisje? Ze schijnt niet erg matineus.
Wees maar niet bang voor Pammy hij is goed verzorgd en hij werkt geregeld. Hij zal je wel gauw 's 'n beteren brief schrijven.
Dag Beb, heel veel groeten en klappertjes van Pam en
Pim