Willem Witsen aan Arthur van Schendel
Plaats: Amsterdam |
Datum: 13 januari 1904 |
Verblijfplaats: LM, AVS/ 2.a.5 (W) |
[1:1]
75 Overtoom
Amsterdam
13 Januari 1904
Beste Arthur,
Dank je zeer voor je invitatie; 'k had gehoopt deze maand in Londen te komen maar voor 't oogenblik zie 'k er geen kans toe. Ik heb vreeselijk veel werk en daarbij geen geld, zoodat 't maar beter is om aan mijn schilderijen en etsen te blijven. Ik heb nu vijf groote etsen af van de serie van zes en die zesde daar ben 'k aan bezig. Mijn laatste heeft veel succes en 't is geloof 'k ook wel de beste; 'k heb er veel aan geleerd en 'k heb nog altijd het jeugdige geloof dat 'k nog wel 's 'n goeie ets zal maken, als 'k maar tijd van leven heb; 'k vrees van niet, - hoe sterk en gezond 'k ook ben en zoó veel beter dan de laatste jaren, 'k constateer dikwijls symptomen van levensgevaarlijke kwalen - maar daar wou 'k nu niet over schrijven! Over dat etsen! ja, dat is 'n
[1:2]
curieus en interessant werk als je 'n beetje in 't métier doordringt en er voor voelt. Wat mij zoo enthousiasmeert is dat hoe je ook werkt en ploetert en bijt en schuurt en klopt, dat koper laat je nooit in den steek en je ets hoeft nooit z'n frischheid te verliezen door dien geweldigen weerstand van 't metaal, zoolang je zelf je frischheid niet verliest! Maar gewoonlijk wordt 'n ets, juist door de kwasi-onhandelbaarheid van 't koper, veel te gauw losgelaten. Als je 's hier komt zal 'k je al de staten laten zien van die laatste ets; dat is 'n heele geschiedenis! Ja, wanneer kom je weer 's in Amsterdam? 't Zou 'n groote verrassing voor me zijn je weer 's te zien. Ik leef hier nog veel ingetogener dan op de v. Lennepkade bij hertogin Stoop; 'k zie bijna niemand, behalve Nol en Mien waar 'k nog geregeld kom en die ook nu en dan bij mij een partijtje komen spelen. In den Haag Jan en Mies en Willem en Jane maar dat is meer sporadisch. Collegaas zie 'k nooit meer, noch bij v. Wisselingh noch ergens anders, sints Breitner in
[1:3]
Aerdenhout woont en Bauer getrouwd is. Ik ben eén keer bij hem geweest maar dat was eigenlijk meer om 't huis van Betsy te zien dat W. Bauer gebouwd heeft. 't Is nu klaar, hoor 'k - maar Betsy wil nog voorloopig in België blijven, voor mìj 't vreeselijkste land dat 'k ken maar waar Betsy nog al meê opheeft. Ik ben er met de Oudejaar weer geweest en vond toen allen gelukkig wèl; Pam altijd in boeken; Erik 'n groote dikke ondeugende jongen en die kleine Odo altijd vol grapjes. Ik verlang er maar naar dat ze in Aerdenhout komen, dat Antwerpen vind 'k zoo vreeselijk en 't is te ver ook, en altijd zoo 'n reis!
Zeg 's Arthur, kun je me niet 's wat goeie engelsche boeken opgeven? 'k Lees nog altijd Shakespeare en verder de oude bekenden. Daardoor lees 'k tegen woordig meer Fransch en, door Willem, heel interessante Duitschers hoewel geen nieuwen. Die Kleist vind 'k gewoon prachtig. Lezen is eigenlijk mijn eénigste plezier als je 't werk wilt uitzonderen. Maar dat is ook heel wat
[1:4]
anders, - vooral als je, zooals ik tegenwoordig, nog al 's portretten schildert en je moet dan, om de menschen niet in slaap te laten vallen, nog converseeren onderwijl! 'k Doe 't nog al veel den laatsten tijd, vooral schetsen in verf, voor me zelf. Zoo komt aanstaanden Zondag 'n klein Indisch meisje met de vrouw van Ingenohl; 't meisje ga 'k schilderen en ‘nicht’ moet haar bezig houden. En Mien heb 'k geschilderd op eén doek met Nol, gigantisch! En Hein, heel melancoliek en stil. En ‘Mausie’ alias Dr. M.B. Mendes da Costa - en anderen die je niet kent. - Schrijf me 's gauw terug hoe 't je gaat en over je vrouw en kinderen; 'k verlang zoo dikwijls naar 'n brief van je maar omdat 'k zelf zoo 'n luie schrijver ben mag 'k 't van 'n ander ook niet vergen. - Overigens gaat 't mij nog al beroerd - enfin, dat begrijp je wel. Ik dank je ook wel voor de couranten die je af en toe zendt; - 'k lees ze altijd met groot genoegen. Dag beste Arthur, schrijf eens gauw en doe wel mijn vriendelijke groeten aan je vrouw - 't spijt me heel erg dat 'k nu niet 's in Londen kan komen en de kennis maken van je vrouw maar je begrijpt wel hoe graag 'k komen zou en dat als 'k 't niet doe er wel redenen voor zijn!
Adieu, houd je goed - 'n hand van
je ouwen
Wim
43½