Arnold Paul Constant Ising aan Willem Witsen
Plaats: [Hamburg] |
Datum: 8 juli 1902 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
[briefhoofd Hotel Moser, Hamburg]
8 Juli 1902.
Beste Wim,
In Blankenese zijn we al geweest tweemaal. Vrijdag toen je weg was, per boot heen en weer, en Zondag middag een klein eindje per aap en verder heelemaal gewandeld. Het is een mooie weg; telkens komt men aan de Elbe. Mien zegt aldoor: ‘dat heeft Wim niet gezien, hoe jammer!’ en ‘dat had Wim moeten zien!’ Gisteren gingen we naar Lubeck en zagen het Rathaus en een pracht van 'n kerk. Toen in den middag, evenals naar Zandvoort - naar Travemünde. Ik had nooit eerder andere zeëen gezien als de Noord en Zuiderzee en maakte de Oostzee mijn compliment door er dadelijk in te
[1:2]
gaan. Geen badkoetsjes, maar badvertrekken, eenigszins in de hoogte. In het midden een steiger en bar-hooge trappen naar beneden in het water. Geen golfslag; het is de Lübecker-bocht, maar lekker frisch. Touwen om niet te verzuipen, zooals in den Alster. Het water: groen, roze, blauw, grondtoon: paarschachtig - doodstil - geen ruischen! Geen duinen, maar boschjes en groene landen. Bijna geen strand.
Die magere mijnheer van het Hôtel zegt dat het nu op Helgoland te koud is, maar Mien verklaart dat hij geen bloed heeft en het dus altoos koud moet hebben. Van morgen zat ik vóór het bad een kwartier op den postbode te wachten, die je centjes zou brengen. Toen liet ik hem in den steek en hij kwam netjes onder het ontbijt terug en gaf de 500- Mark. Hartelijk dank, Wim! Nu ik die heb, vind ik ook dat we morgen naar Helgoland
[1:3]
moeten; om 8 uur vaart de boot af bij Wiezel. Dan zijn we Donderdag avond hier terug en kunnen Vrijdag met jouw trein naar Amsterdam. Kom je ons halen? Ik zal een briefkaart aan de RijtuigMschij. zenden om een vigelante.
Dag Wim. Veel liefs ook van Mien.
Je
Nol.