Elizabeth Witsen-van Vloten aan Willem Witsen
Plaats: onbekend |
Datum: 9 oktober 1901 |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1198 |
[1:1]
9 Okt. 1901
Lieve Wil,
ik schrijf je gedachtig aan ons ochtend gesprek dat ik naar ‘Hugo’ ben gegaan maar dat geen woord van ons samen zijn over mijn lippen is gekomen, Marie is niet eens thuis. Het deed me zoo leed te zien dat je in het rijtuig dús wéer zát en ik geloof het te begrijpen en schrijf je daarom dit.
Ik heb een zoete en dankbare herinnering, kom je nu mijn Pim naar voren, uit de mist, nu met ons wederzijdsch begrijpen? - Pim wat was er veel
[1:2]
in ons Pimpi te zien dien ochtend bij het weggaan en dat niet weten hoeveel hij op Vafie moest vertrouwen, dat trof mij zoo - arm, behoeftig, heldhaftig mannetje. Pim 3 dankbare opgewekte zoons om ons heen met toch voor ons steeds de genegenheid en de herinnering van deze ventjes! Pim is dat schoon - Pim!
Die vogel, Pablo mag niet verkocht worden op die tentoonstelling want die behoort al aan mij, is 't niet. - Ik had hem apart gelegd met Lola's poesje. En de andere oude etsen hoe met die? Al de jongetjes laten je groeten en verlangen zoo - Odo kwam aanloopen: ‘Moefie egijve?’ - ‘Vafie?’ ‘O’.
Pim wat doe je Zaturdag en Zondag. Ik wil wel aan Ger schrijven om niet te komen - denkelijk doet hij het want hij wordt erg goed voor me en helpt me wezenlijk.
Dag Wil
By.