Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 2 oktober 1901 |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1163 C |
[1:1]
63 v. Lennepkade 2 October 1901
Betsy laat mij nu toch niet langer wachten: 't is nu al vier maanden. Je was laatst in den Haag wel erg vijandig maar hoe kan dat anders als je de dingen zoo averechts wilt zien! Als je van den zomer dadelijk zóo hadt gedaan zou 'k je niet eens gesproken hebben van vriendschap; maar je was toèn zoo anders en had ik de wensch je zooveel mogelijk goed te doen.. Ik weet niet wat je aan die vijandigheid hebt want je wint er niets bij - maar dat moet je trouwens zelf weten. Alleen moet je wel begrijpen dat je dan niet moet spreken van de waarheid te willen kennen want dàn zou je moeten beginnen met te zien hoe 'k ben; met te gelooven wat 'k aldoor gezegd heb en mij niet behandelen als iemand die niet weet wat hij wil en doet! Als je alles wilt begrijpen dan kùn je 't en dan zul je zelf inzien dat alles wat 'k
[1:2]
zei gemeend was en dat 't 't beste is om te doen wat ik je al zoolang vraag. Maar niettegenstaande die vijandelijkheid ken 'k je te goed om te gelooven dat je, door niet te scheiden, voldoening zoudt vinden in mijn ongeluk. Vergeet niet dat, zooals 't nù is, 'k in 'n scheeve verhouding ben die 'k nooit bedoeld heb; 'k ben weggegaan toen we (al meer dan eéns) overeengekomen waren dat je zou scheiden. Deze verhouding kan niet blijven voortbestaan en als je 't niet wilt doen, zeg 't dan ten minste, dan weet 'k wat me te doen staat; je bent te billijk om dat zelf niet in te zien.
Ik hoop dat je nog wat geld hebt. Ik had van daag moeten ontvangen maar Groesbeek verzocht me nog wat geduld te hebben; zoodra 'k 't krijg zal 'k je wat sturen.
Ik ben bij Repelius geweest en kom van de week of de volgende met Koning spreken en een en ander regelen.
W.W.