Elizabeth Witsen-van Vloten aan Willem Witsen
Plaats: Ede |
Datum: 3 juli [1901] |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1194 |
[1:1]
3 Juli
Zonneberg Ede.
Willem - even iets schrijven een overzicht een blik over mijn getrouwde leven ( het kan mij misschien helpen - een schilderij buiten de verf. Willem mijn oogen gaan open meer en meer, ik ben minder verward in de grenzenlooze treurige kwellingen van huichelarij en leugens; dat was hun benevelend half-licht. 4 Jaren lang is het bedrog om mij henen. Willem dit is het: ik ben te goed geweest - ik gaf omdat ik nooit iemand zou hebben getrouwd dien ik niet geven kon in den volsten zin. Ik gaf hoe meer ik meende te zien dat er noodig was
[1:2]
voor den man die op mijn liefde gebouwd had. Hoe meer hij mij in Sphinx-wijze in de war bracht, hoe meer zijn onbeteugelde uitbarstingen tiranniek mijn opperste beheersching eischten, hoe meer ik meende te moeten geven hoe meer ik gaf want ik voelde dat een dergelijke onevenredigheid een ziekelijkheid vertoonde en de liefde mijn innerlijk-zijn, is altijd sterk waar haar hulp noodig is. En ik trachtte te steunen, en ik gaf, zelve zeer aangegrepen door de
[1:3]
gevolgen van die onbeteugelde uitingen. En mijn kindertjes naast mij, die ik meermalen zag derven zoo als ik, sterkten mij in mijn vermoeden dat een ziekelijkheid zich van onzen vafie had meester gemaakt, maar vreeselijke twijfel was bij wijlen mijn deel; een afmattend zenuw brekend twijfelen dát was mijn grootste leed. Gesmeekt, geleden en gestreden heb ik voor mijn ideaal der werkelijkheid en louterend trachtte ik meê te deelen van mijn rijkdom aan hem die mij zoo ontzettend lijden liet. En alles liet hij mij beproeven, en zag elk spoor van heldenmoed van zijn heilsoldaat
[1:4]
die den louteringsweg ging door een opzettelijk duister gehouden gebied vol kwellende tergende ten hemel schreiende huichel-daden. Ik arme hongerende moeder moest toch wel voor onze kinderen opbeurende liedjes zingen in die leedvolle duisternis - ik smeekte, ik bad, ik eischte opheldering, ik vertelde van zonde en misdaad waar zoo'n leven bleef voort duren. Laat licht schijnen, laat hét licht schijnen dat noodig is voor de moeder onzer kinderen, om uit dit gebied van wee te komen dezen doolhof van opzettelijke kwellingen.
Maar hoe ik smeekte, mijn man
[2:5]
weigerde alle opheldering, geeselde in narren woede de onschuldigen zijner omgeving. Alle direkte antwoord op mijn steeds weêrkeerende door liefde en verstand gestelde vragen, werd steeds onthouden. Onderwijl besteedde hij al zijn aandacht aan de nukken kuren en ijdele opvoeding van het kostschoolkind dat niemands achting verdient. Dat mij in ernstige gesprekken valsch en egoïst bedroog, dat Judas kussen aan mijn kinderen gaf; het kostschoolwicht dat pijnlijk in mijn achting daalde, door 't geen ik langzamerhand van haar huichelachtig camelionachtig karakter te zien
[2:6]
kreeg. Het grofste dubbele bedrog werd mij pas ontdekt door een vriendschappelijk bedoeld schrijven waarvoor ik zoo dankbaar blijf. Liefde en verstandig humaan handelen hebben met een rijkdom van levens gaven beter verdiend dan mij der bezitster beschoren werd. Diep diep ging 't leed, zwaar sloeg de slag in de reeds zoo gekwelde - onwaardig was het ontrouwe leven in onwaarheid verleefd tegenover de vrouw wier ernstig afmattend streven, hij zelf
[2:7]
erkend beter dan iemand te kennen, wier rijk en zonnig innerlijk hij tiranniek in duisternis en geheimenis bleef warren, tegen al hare smeekbeden in, waar eerlijk-open haar behoefte was en de kracht om 't leed te dragen dan grooter ware mijn ideale werkelijkheid, mijn streven naar geluk voor mij en de kinderen, - wat zon is noodig door mij voor mijn kinderen, - heb ik weêr in eigen handen. Kan ik nog kan ik nog, mijn moeder smartte mij als kind, 't geluk
[2:8]
dat tusschen 't groote reuzen Groote kinder leed, mijn hart verwarmde schijnt door den schok verloren. Ik wil niet ondankbaar zijn; mijn lieve kindertjes laten we samenspelen dan zullen zon en liefde de bakteriën van het zich aan mij opgedrongen euvel en zich steeds weêr opdringend kwaad, misschien verwoesten, misschien alles weêr gezond worden. Mijn heldere avondster uw vasten glans aan den avond hemel was mij de zelfde openbaring weêr als toen ik op een schoon doorvoelden avond jaren geleden mijn man in onwillekeurige beweging naar heenwees - een openbaring van onwankelbare gevoelsreinheid.
Amen
Elizabeth van Vloten
[3:9]
Laat ik ook niet vergeten dat mijn man naast het gansch verkeerde zijner handelingen ook dit goede deed: Hij bekende [uit[?] warme welgemeende opwellingen hoe geen verwijten mij van zijn zijde konden treffen hoe zeer hij al mijn doen ten zijnen opzichte waardeerde, en ten zeerste zich zelf daar bij ten achterstelde over ons beiden in dier voege uit te wijden valt moeielijk, dat zou mijn man beter passen, hij is goedaardig en leeg is mijn leven van veel van zijn goeds dat wij beiden nog in hem zagen groeien in ons rijke leven
[3:10]
tot - dat die slechte invloed zijn drijven begon, zijn blik verduisterde en zooveel ter neêrvelde. Och arme! en ik kan dit medelijden niet gebruiken in den strijd dien ik voor mij en mijn kinderen te strijden heb.
E.W.v.V.