Gerrit Jan Hofker aan Arnold Ising en Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: 28 mei [1901] |
Verblijfplaats: UBA, BV 20 |
[1:1]
28 Mei 4
Beste Nol en Wim,
Ik was gister bij het afscheid nemen door den zoo juist opgekomen en zoo sterk opgekomen drang mijner bijzondere omstandigheden té zeer afgeleid dan dat ik - wat ik had wenschen te doen - je hartelijk had kunnen bedanken allebei voor de heerlijke dagen die we door jullie vrindelijkheid gehad hebben. Marie laat je nog eens eveneens wel bedanken.
Ik kwam gisteravond met Marie in de vrije lucht van het stationsplein eenigzins verlucht aan en dat kwam goed, want er was geen rijtuig, laat staan een Urbaine te
[1:2]
bekennen, zoodat wij in den tram Bankastraat terecht kwamen.
Wij waren toen wel gauw vóór, maar nog niet zoo spoedig in het huis, daar op ons eindeloos bellen geen gehoor kwam. Ik dacht natuurlijk aan eene ontvoering van Jantje en raakte daardoor weer heelemaal waar ik wezen moest, als ik er nog niet geweest ben.
Dat was goed, want ik moest mijn onderzoek beginnen en allereerst bij mevrouw boven aanbellen, waar ik een minuut later op den vloer stond met Marie en 't pianistje en 't dienstmeisje er bij.
Er werd toen besloten, dat Jansje
[1:3]
wel thuis zou zijn, doch ingeslapen en hierop doorgaande werd een lange stok gehaald waarmee tegen de achterglazen werd gewiebeld. Evenwel toen dit niet mocht baten, kwam ik op de gedachte, dat 't raampie in den zolder v.h. logeerkamertje open moest staan ('t Groote raam was dicht vanwege vreemde katten en katers, die op het dak van het badkamertje gewoon zijn elken avond een menuet uit te voeren. Ik ben toen met een trap van de veranda boven op 't dak van de uitbouw geklommen en heb me door het raampie langzaam neer laten zakken
[1:4]
in het logeerkamertje. Dit lukte heel goed, waarna ik in de binnenkamer op de canape Jansje aantrof, nòg slapende op zijn Jan Steensch met één arm en één been afhangend naar den grond. Ook Jantje lag nog te slapen.
Die twee waren den heelen middag gaan gekscheeren in de Bataaf en hadden 'm van de buitenlucht en een glas melk danig òm gekregen.
Nadat ik de voordeur ontketend had en Mevrouw boven nog eens bedankt, kwam Marie binnen, werd Jantje op de pot en
[2:5]
Jansje op het logeerkamertje gezet en nu definitief de nacht geproclameerd.
Marie is heel wel en laat jullie, met M., hartelijk groeten. Wij zullen nog dikwijls met pleizier aan de Pinkster van 1901 terugdenken.
Weest ook van mij met Mien hartelijk gegroet.
t.t.
Jan.
Jan zijn haren zijn hedenavond om 6 uur van hem afgescheiden. Hij heeft een lief, hoog ontwikkeld bolletje.
Nol we hebben 4½ uur gereden. Je krijgt dus nog 1,25 van me.