Willem Johannes Theodorus Kloos aan Willem Witsen
Plaats: Den Haag |
Datum: 16 juni 1900 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Den Haag,
Regentesselaan 176
16 Juni 1900.
Beste Wim,
Omdat ik hoopte, dat je eens bij ons zoudt komen, heb ik mijn schrijven aan je aldoor uitgesteld. Maar nu ben ik gisteren bij Hein geweest, en die vertelde mij dat je bij hem was geweest, en dat je mij door hem de groeten liet doen. Ik leid daaruit af, dat je bezoek aan den Haag is afgesprongen of tenminste uitgesteld, en nu wil ik je daarom maar eens schrijven, in de hoop, dat je 't niet onpleizierig vinden zult.
Zooals ik je, geloof ik, schreef, heeft v. Looy de N.G. aan ons
[1:2]
opgezegd. En Veenstra heeft nu aan Jean verklaard, dat hij misschien wel de N.G. zou willen hebben. Maar nu steekt Hein weer een spaak in het wiel. Want, terwijl de boel zoo wankel staat, gaat hij nu op eens eischen een salaris van f 30 per maand, dus f 360 per jaar. Omdat Hein begon te dreigen met af te treden als redacteur, als ik hem hierin niet helpen wou, heb ik beloofd er Veenstra over te zullen spreken. Maar ik weet bijna zeker, dat Veenstra zal zeggen, als ik het hem vraag: ‘Neen, m'neer Kloos, dan zie ik van verdere onderhandelingen af.’ Want je moet weten, Wim, Hein belooft voor die f 300 niet een bepaald aantal vellen copij.
[1:3]
Neen, hij wil dat geld hebben voor zijn diensten als redacteur: hij zal medewerkers zien aan te winnen, met mij de ingekomen bijdragen bespreken, enz., zegt hij. Kan je mij misschien hierin raad geven, Wim? Ik vraag je dit, omdat je hem gesproken hebt. Ik zit er inderdaad verschrikkelijk meê in. Want ik heb aan Hein geschreven en gezegd, dat als de N.G. weggaat ik er leelijk aan toe ben, en dat hij zelf zonder N.G. ook niets meer kan beginnen met zijn werk, maar daar gaat hij niet op in. Hij zegt maar, dat hij het hebben moet. Ik heb Hein nooit zoo gekend, en denk wel een beetje, dat het domme verstand van Dientje hem zoo maakt. Want
[1:4]
in den beginne had ik, door een poosje verstandig en gevoelig met hem te spreken, hem zóóver weten te krijgen, dat hij er in toestemde, die f 360 eerst dán te krijgen, als de toestand van het tijdschrift het zou toelaten. Maar toen ik hem zoover had, stond hij in eens op en liep naar achteren, naar Dientje toe. Na een groote vijf minuten kwam hij terug en begon toen plotsling heel anders te spreken, en wederom konsekwent op zijn eisch te staan.
We zijn heel goed van elkaer gescheiden, want wat heb je er aan, om herrie te maken? Dat brengt de eigenlijke dingen toch geen sikkepit verder. Maar ik zit er nu maar voor! Kom ik met Hein's eisch bij Veenstra, dan weet ik zeker, dat hij zegt: ‘Op die manier wordt de kwestie mij te gewaagd’. En daar zou ik hem geen ongelijk in kunnen geven. Want ik zelf zou ook wel meer dan f 600 willen hebben, en b.v. mijn copij willen betaald zien,
[2:5]
zooals ik voor '95 altijd had. Maar daar durfde ik niet meê aankomen en had daarom besloten er voorloopig nog maar van af te zien, totdat de zaken eens wat beter gingen staan, door een mogelijke toename van abonné's. En nu moet ik waarachtig een vermeerdering van inkomen voor Hein gaan vragen, die ik zelf eigenlijk ook noodig heb, maar waarvan ik af had gezien, om den boel niet in de war te sturen.
Hein doet nu, alsof hij zegt: ‘Alles of niets.’ Ik heb hem nooit zoo gezien. Tweemaal heeft hij mij, toen ik gisteren middag van half twee tot half vier bij hem was, verteld dat Dientje laatst driemaal op één dag flauwgevallen was, door het harde werk dat zij doen moest. Verbeeld je, voor zoo'n poppen huishouden van twee menschen, terwijl zij de hulp van haar hardwerkende
[2:6]
zuster Jeanne heeft. Zij zag er trouwens uit, gisteren, als een welig-bloeiende roos.
Nu, Wim, kan jij mij misschien een raad in deze geven. Want, beste jongen, het ziet er lang niet vroolijk uit.
Vooral omdat Veenstra al een poosje geleden gezegd heeft, dat er haast bij de zaak was.
Zou je mij daarom spoedig kunnen antwoorden, beste Wim? Ik ben wèl lastig, maar, och! Hein brengt me ook in zulke gekke en moeielijke dingen!
Na vriend. gr. aan Betsy en de jongens, ook van Jean
je
Willem
Laat dat over Dientje s.v.p. onder ons blijven!