J.J. Reyseger aan Willem Witsen
Plaats: Den Haag |
Datum: 26 september 1899 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
's-Gravenhage, 26. 9. '99.
WelEdelgeboren Heer,
Dat ik een beetje erg verlegen stond tegenover uwe etsen, behoef ik wellicht niet te zeggen. In het eerste oogenblik maakte uw vorstelijk geschenk mij een weinig verdrietig omdat ik meen dat aan iemand - en nog wel een goeden vriend - een dienst bewijzen gelijkstaat met een weldaad aan zich zelf.
Uwe slotzinsnede troostte me en als zoodanig wil ik het ook opgevat zien en heel graag in blijdschap aanvaarden, als een blijk van sympathie voor onzen Jan.
Mag ik ten slotte ook nog een woord zeggen over de etsen zelf?
Als Amsterdammer van geboorte gevoel ik veel voor die stad, vooral voor die gedeelten, welke langzamerhand verdwijnen, - het Amsterdam qui s'en va.
[1:2]
Daarom zijn herinneringen aan zulke goed-geziene plekjes als op uwe etsen afgebeeld zijn, mij bizonder aangenaam.
Ten tweede beschouw ik - bij het klimmen der jaren - de kunst van een Israëls, Carsten en ook van u, met het merkteeken van stillen eenvoud op het voorhoofd (kunst zonder onnoodige verciering, zonder literatuur zou ik bijna zeggen) als wegbereidster naar het ideaal der toekomst - eene kunst, welke door ieder zonder onderscheid zal verstaan worden, uitgedrukt in de wereld-gevoelstaal.
Met bizondere hoogachting heb ik de eer te zijn.
Uw dienstvaardige Dienaar
J.J. Reyseger.