Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: [Ede] |
Datum: [eind januari 1899] |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 985 |
[1:1]
Lieve vrouwtie alles gaat best. - Dotje is den heelen middag in den tuin geweest - en heeft goed gegeten en de rest. De jongens zijn van morgen naar de krul geweest - en van middag hebben ze 'n vesting gemaakt in de hoop dorre blaêren, met spa en greep. Ik heb den heelen dag op m'n atelier gezeten om niet te loopen. Ik hoorde van middag 'n lawaai van geweld buiten en stuurde Jans om de jongens te halen; ze waren slaags geraakt met ‘boerenpummels’ zooals Rob ze noemde, die hun hadden uitgescholden voor Sabbath schenders en met steenen hadden gegooid. De jongens hebben daarop hun buksen gehaald en verbeelden zich dat ze met hun hageltjes tegen de steenen op konden. Ik heb ze naar binnen laten halen, om 'n beetje te kalmeeren. Dag lief, 'k hoop morgen wat van je te hooren of je komt en hoe je 't hebt. Vandaag 10 eieren.
Dotje vindt 't heel goed dat moederti weg is - hij verlangt wel naar haar, maar denkt hij, 't is zoo goed voor moederti.
Dag lieveling. Tot morgen,
je
Pimmy.
[1:2]
Verzoeke speciale groeten en gelukwenschen aan de jarige van Pimpie en mij.
Niet vergeten!