Willem Johannes Theodorus Kloos aan Willem Witsen
Plaats: Bussum |
Datum: 19 december 1898 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Bussum, Parkzicht
19 Dec. '98.
Beste Wim,
Ik was erg blij met je brief en met het bericht, dat die goeje, aardige Pammetje weer wat beter is, en het gevaar voorbij. Doe hem vooral mijn vriendelijke groeten, en zeg hem, dat Oom Willem vindt, dat hij gelijk heeft met weer op te knappen, want dat een jeugd onder zúlke ouders inderdaad een jeugd is, waar een mensch wat aan heeft.
Wat mezelf betreft: het gaat mij in veel opzichten beter dan verleden jaar. Alleen is het natuurlijk vervelend, dat ik nog altijd bij die Linn's zit. Ik ben, voor het uiterlijk, heel goed met hen, oneenigheden hebben wij ten minste nooit of ik vermijd ze, maar ik verlang toch hartelijk dat ik eindelijk eens uit dat mengelmoes van barbaarschheid en pretentie van-
[1:2]
daan kom. Morgen komt Jan Broedelet weer bij mij: ik zal hem dan eens polsen over wat hij mij laatst gevraagd heeft: ‘Heb je geen lust om in Hilversum te komen wonen?’ en wat ik je geloof ik geschreven heb. Want ik verlang erg naar een huis, waar beschaving is en eenvoud en stilte. Dat is veel beter en vruchtbaarder voor werken ook. Ik zou hier feitelijk niets anders kunnen doen, dan wat ik doe, een versje maken of een recensie.
Ja, Wim, ik had gedacht je een langen brief te schrijven, maar mijn kachel gaat weer uit, en ik dus óók maar. Op een anderen keer meer.
Wees, met Betsy en de jongens, van harte gelukgewenscht
door je
Willem
Dank je wel voor je vriendelijke inwilliging. 't Is in goede orde gearriveerd, 't muntje.