Arnold Paul Constant Ising aan Willem Witsen
Plaats: Amsterdam |
Datum: 11 februari 1898 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Amsterdam 11 Febr. 98
Beste Wim,
Het is wel naar dat je ziek bent en ook dat je in je bed moet liggen en jammer van je werk; gelukkig dat het niet gevaarlijk is.
Ik blijf natuurlijk Litterair Secretaris wat ik was. Van Loghem komt in de plaats van Van Sorgen en hij krijgt er f 1 500. voor. Ik zal precies alles doen wat ik deed en ik heb alleen weer met een ander te maken. Van Loghem heb ik alles uitgelegd; hij heeft het nu, hoop ik, begrepen. Den
[1:2]
heélen dag mag hij niet bij mij zitten. Hij kan eens komen kijken en is de litteraire man tegenover het publiek en de Pers.
Gisteren avond vond ik aan het station Hein en Dientje en Fientje van Royaards en nog een zusje. Zij gingen naar Rotterdam, waar Royaards zou gaan redeneeren over verzen van Hein. Curieus dat Hein zoo onder die menschen verdwaald is. Fientje zei dat de ‘steunpilaren van onzen Schouwburg’ wegvielen. Het was symboliek.
Ik heb een jongetje te logee-
[1:3]
ren met blond haar en groote blauwe oogen, een neefje van Mina. Het is allervriendelijkst. Hij wil niets eten, wat hij nog nooit gegeten heeft, en van nacht sliep hij in het alkoofje, in een geïmproviseerd bedje tusschen koffers. Hij sliep van half elf tot half negen, zonder wakker te worden, en hij is vijf jaar. Gisteren stikte hij haast, bij ongeluk, omdat wij zijn vleeschje niet klein genoeg hadden gesneden. Hij zegt daor en joa en waor en spreekt van sjenten, en hij
[1:4]
vindt het hier erg plezierig. Mien redeneert den heelen dag met hem.
Mevrouw van Sorgen heeft mij niet opgegeven. Ik heb al een briefje wanneer of ik een uurtje bij haar kom praten.. Ik ga morgen avond. Bij de begrafenis was zoo'n gekke dominee, die twee malle aanspraken hield. Ik zou zoo'n kerel direct bij een pand van zijn rok nemen en zeggen: ‘Hou jij je mond!’.
Is Betsy al terug? Dag Wim! Beterschap! Je hebt ook nog al eens iets.
Veel liefs van Mien.
Je
Nol