Willem Johannes Theodorus Kloos aan Willem Witsen
Plaats: Bussum |
Datum: 13 april 1897 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Bussum, Parkzicht
13 April '97
Beste Wim,
Ik vind het heel prettig, dat je werkelijk komt. Als je wilt, kunnen we naar Hilversum wandelen. Dat is, voor ónzen stap, drie kwartier. Maar ik hoop dat je eerst met me naar mijn kamer wilt. Ik weet niet of ik je al geschreven heb, hoe ik woon. Mijn huisgenooten zijn Mevr. Linn, een dame van 44 jaar met een dochter van 18 en een zoon van 21 die den heelen dag in Amsterdam is. Mevr. Linn is een heel geschikt mensch. Maar jij hebt natuurlijk niets met haar noodig: je zult haar waarschijnl niet eens zien.
Mijn eenige omgang tegenwoordig bestaat in J.C. Hol, een zoon van Richard Hol, een jongen van 24 jaar, die goede verzen
[1:2]
maakt. Bauer, die alleen maar eens komt schaken, en over zijn wedervaren praten, is naar Londen, met Verwey.
Gisteren is Chap hier geweest. Hij komt nog ééns terug en gaat dan in het laatst van Mei naar Indië, waar hij een betrekking heeft gekregen van f 550 in de maand. Hij denkt een jaar of tien weg te blijven. Wie weet dus, of ik hem terug zie!
Heb je de nieuwe editie van Jacques Perk gezien? Ik heb hem. Hij kost tien pop. Nieuwenhuis heeft hem versierd.
Verleden herfst heb ik nog eenige brieven van Saar gehad. Zij schreef o.a. ‘Van je adres neem ik nota’. 't Kan dus best zijn, dat ze mij op een goeden dag nog den een of andere leelijke streek bakt om de bekentenis die Vis me heeft moeten doen. Enfin, ik ben op alles voorbereid.
Nu, Wim, na vriend. en bel. groeten aan Betsy een hartelijke hand van
[1:3]
je
Willem
(tot ziens)
Jan doet geloof ik niets meer als geëngageerd zijn, en voor een examen werken. 't Is jammer: 't was zoo'n fijn organisme. Kan jij hem niet eens wat schrijven en opwekken?
Frans is substituut griffier te Veghel geworden in N. Brabant, op een salaris van 7 à 800 gulden. Op bevel der pastoors mag hij niet meer schrijven. Dus dat is ook uit. Ik heb ook een Douze Chansons de Maeterlinck, met illustraties van Charles Doudelet. Ken je die?