Arnold Paul Constant Ising aan Willem Witsen
Plaats: Amsterdam |
Datum: 4 maart 1897 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Amsterdam 4 Maart 97
Beste Wim,
Ik feliciteer Pam, Betsy en jou met Pampie zijn verjaardag. Lang zal hij leven! Hoezee!
Met kannetjes-water gieten heb ik mij bezeerd: een bloedvaatje gescheurd, inwendige bloeduitstorting, zoodat ik geen comedie kon spelen en vier dagen thuis moest zitten. De dokter komt nu nog alle dagen om mij te masseeren.
Mijn moeder is Zondag weer ingestort. De langzame genezing heelemaal weg! Spraak zeer
[1:2]
belemmerd, rechter-arm en hand verlamd, het been: bijna. Door mijn ongeval kon ik niet eens naar haar en mijn vader toegaan.
Maussie kwam mij drie avonden gezelschap houden. Het is aardig van hem, want hij werkt zooveel. Ook Hein kwam driemaal bij mij en wou zelfs met mij schaken, maar daarvan is niet gekomen.
Met mijn engagement bij het Neerlandsch is het nog hetzelfde. Van die f 4 000- van jou, zie ik weinig komen.
Ik heb aan Breitner ge-
[1:3]
vraagd of ik zoo onaardig tegen den professor ben geweest. Het zou mij spijten, want ik mag Hem graag en Hij haalt mij altijd aan. Maar Breitner zei dat jij die dingen vertelde alleen om mij te plagen en dat ik het me niet moest aan trekken, en hij was dien avond van ons vieren het minst dronken. Ik vind het nu nog naar dat ik jou zoo geërgerd heb. Het is zonderling, want ik weet altijd wat ik doe en wat ik zeg, al heb ik 'm een beetje om.
Mr. Van Sorgen is me een
[1:4]
visite komen maken. Mien heeft hem opengedaan en v.S. keek haar onder zijn hoed door aan. Hij aaide den generaal, maar die bleef stokstijf zitten, zonder eenige notitie van hem te nemen.
Ik wensch jullie een plezierigen dag en Pam vooral. Curieus dat Mevrouw van Vloten in Amsterdam was, toen je haar zeven telegrammen zond.
Dag Wim, een hand van
Je
Nol