Willem Johannes Theodorus Kloos aan Willem Witsen
Plaats: [Ede] |
Datum: [19 juni 1895] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
[briefhoofd Hotel Mulder, Ede]
Allerbeste Wim,
Je vindt het zeker goed, dat ik jullie het hierondervolgend vers opdraag dat ik neêrschreef van morgen, zoodra ik wakker werd, in mijn bed.
[begin inspring]
Voor den heer en mev. Witsen
Ik ben een vogeltje dat piept,
Omdat het is geboren,
En vluglijkjes weg van een takje, dat zwiept,
Weer vliegt vèr heen, en ijlinkjes laat hooren
Een toontje fel geboord door de nauw-bewogen lucht....
O, o wat een kluchtig, gelukkig gerucht,
Door de kalme lucht,
Is zoo'n vogeltje dat vlucht
En nog even wat laat hooren.
[einde inspring]
[1:2]
Wanneer kan ik nu met je spreken, om onze afspraak van gisteren nader vast te zetten. Want ik kan en wil hier natuurlijk niet lang meer blijven. Ik wensch te wonen, zooals je weet, op een verblijf, tusschen mijn eigen meubelen en boeken, waar ik precies weet waar en bij wien ik over iets disponeeren kan, om mijn eigen onderhoud te bestellen en te betalen, en dat niet alles achter mijn rug om gebeurt en ik me ten slotte toch zelf voor den boel aansprakelijk moet stellen, zooals in de Kerkstraat is gebeurd.
Antwoord mij nu s.v.p. zoodra je thuis bent.
Hartelijk
je
Willem Kloos
Zoodra ik precies weet, waar alles op staat, kan ik werken. Dat zie je nu zelf, nu ik een beetje meer vrijheid heb. Mulder begint me ook al lastig te vallen om betaling van zijn rekening, natuurlijk.