Gerbrandus Jelgersma aan Willem Witsen
Plaats: Arnhem |
Datum: 7 mei 1895 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
[briefhoofd Sanatorium, Arnhem]
7. Mei [189]5
WelEdele Heer,
Zoo even kreeg ik een brief van Kloos uit Amsterdam om mij te bedanken voor mijne medische hulp, daaruit meen ik dus te moeten opmaken, dat hij niet terug komt. Verleden week Zaterdag heeft hij heimelijk hier de inrichting verlaten en is kennelijk naar uw huis gegaan. Uwe vrouw meldde mij op een telegram van mij dat hij met u naar Amsterdam was.
Het zal u wel duidelijk zijn, dat al deze handelingen buiten mijne verantwoordelijkheid omgaan. Kloos was een dronkaard wel van de ergste soort, die de geestelijke en lichamelijke degeneratie teekenen daarvan in overvloed bij zich droeg. De aandoeningen aan zijn voeten, die zich elk oogenblik nog kunnen herhalen, zijn gezicht, de vroeger doorgestane aanvallen van neuralgieën enz., dit alles bewijst voldoende hoezeer zijn lichaam door chronische alcoholvergiftiging was gedesorganiseerd. De verschijnselen op geestelijk gebied waren van nog ernstiger aard. In
[1:2]
Amsterdam heeft hij één maal zeker, maar waarschijnlijk twee maal een aanval van delirium tremens door gemaakt. Zijne verschijnselen hier waren van zeer ernstigen aard. De van de jeugd af bestaanden achterdocht bleek mij, ook door invloed van het alcoholmisbruik, overgegaan te zijn tot meer of min duidelijke waandenkbeelden van vervolging. Hij meende in der tijd, dat hij door sigaren, die Mej. de Swart hem zond, vergiftigd te worden met opium, zoo sterk meende hij het, dat hij niet kon nalaten de portier er over te spreken. Zooals ik herhaaldelijk heb kunnen constateeren gevoelde hij weinig onderscheid tusschen waarheid en leugen. Hij miste hier elke kracht om zich met gezette arbeid bezig te houden en trachtte zijne ledigheid met de nietigste voorwendsels te verontschuldigen. Een der opvallendste verschijnselen was zijn volkomen gebrek aan inzicht in zijn eigen toestand, hij ontkende steeds misbruik van alcohol gemaakt te hebben, een enkele maal slechts heb ik hem tot de bekentenis kunnen krijgen, dat hij een dronkaard was.
Terwijl ik dit schrijf komt de directrice, aan wie ik gezegd had de kamer van Kloos voor een nieuwe patient in gereedheid te brengen, mij mededeelen, dat bij de opruiming van zijn kamer gevonden zijn, 1 flesch waarin anisette geweest is, 2 halve fleschjes waarin brandewijn is geweest en een half fleschje bier. Gij zult mij toestemmen
[1:3]
dat een dergelijke wanhoopige alcoholist, die mij en anderen plechtig verzekert geen alcohol meer te gebruiken, daar zelfs geen behoefte meer aan te hebben, reddeloos verloren is, wanneer hij zulke doorslaande bewijzen geeft.
Van u was het verkeerd met de tobberd mee naar Amsterdam te gaan. Hoogst waarschijnlijk zal men spoedig voor de vraag staan, wat men op nieuw met hem moet beginnen. In den eersten tijd zal hij waarschijnlijk wel buiten alcohol blijven, maar dat zal niet lang duren. Dan zal zich spoedig vertoonen 't zij een delirium tremens, 't zij een alcoholische vervolgingswaan, een stoornis, waartoe zijn geest, geloof ik, zeer geneigd is. - Dan blijft voor hem niets meer over dan opname in een gesticht voor krankzinnigen, te meer daar hij elke poging, die in zijn belang gedaan wordt, verkeerd uitlegt.
Ook nu nog, terwijl Kloos zich zelf zoo gezond gevoelt als hij in geen jaren is geweest, is hij geestelijk zeer abnormaal en is hij niet meer dan een ruïne van een gezonde menschelijke natuur. Een langer verblijf hier had hem ook niet geheel beter gemaakt en door zijn gebrek aan inzicht in zijn ziekte, zou een herhaling van zijn alcoholisme toch nog wel te vreezen zijn geweest, nu is die echter hoogst waarschijnlijk. Hartelijk hoop ik dat ik ongelijk heb, mijne ervaring van alcoholisten geeft mij echter volkomen 't recht zoo te spreken als ik deed.
Ik geef u gaarne verlof deze brief aan Kloos te laten lezen.
Hoogachtend
UEd dienstv.
G Jelgersma
arts.
[1:4]
Zoo even vertelt men mij dat gij, toen Kloos de vorige keer bij u was, hem beloofd zou hebben dat hij slechts tijdelijk eenige dagen hier terug zou komen. Ik mag niet aannemen, dat men mij hierin juist heeft voorgelicht. - Kloos zelf deed mij een verhaal van zijn verblijf bij u dat geheel bezijden de waarheid was.
Hoogachtend
G Jelgersma