Willem Johannes Theodorus Kloos aan Willem Witsen
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: [? juli 1895] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Beste Wim, Je hebt nu de aflevering zeker ontvangen. De verzen, die er van mij instaan, ik heb het gisteren nageteld, zoo heb ik er nog wel tusschen de 60 en 70 liggen.
Hein is bij mij geweest, en ik daarna bij hem. Hij heeft het ook bliksems armoedig. Kijk nu eens, help me. Dat kan je doen, zonder eenige materiëele schade, want mijn vader, die in Augustus a.s. 70 jaar wordt, laat me een kapitaal van een 20 à 30 mille na.
Versluys, wien ik getracht heb mijn proza te verkoopen, verneukt me weêr. Eerst nam hij 't aan, het te doen. Dan zou hij me
[1:2]
voorloopig 10 pop in de maand geven. De eerste tien pop stak hij me toe. Toen ik, 2 dagen vóór dato, om de 2e tien pop liet vragen, was hij eerst niet thuis, op herhaald verzoek, kreeg ik een brief, dat hij er ‘om finantiëele redenen’ voor dit jaar van af moest zien. Verbeeld je! Nu denkt hij waarschijnlijk, dat ik 't voor een prikje aan hem zal overdoen. Maar dat kan ik niet, 't is 't eenige geldwaardige wat ik op 't oogenblik op de wereld heb.
Doe me nu 't groote pleizier en laat mij dan bij jou komen (maar stuur me dan reisgeld) of kom jij bij mij, en laten we dan samen spreken.
Antwoord me in ieder geval.
Met vriendelijke groeten aan Betsy
Je
Willem Kloos.