Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: Amsterdam |
Datum: 14 maart [1894] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Amsterdam 14.3.
Beste Wim, ik ben juist in een heel teere stemming nu ik je brief ontvang. Men had vandaag aan mijn lichaam moeten morrelen en ik was zeer vermoeid (zooals dat dan aanvoelt). Toen viel ik na den eten in slaap. Ik droomde, er was veel volks op den Dam, dat de Prinses ging zien. Wij kwamen met heel veel sterke knapen, met een wil van de Telegraafloods àf, (ik hou me heelemaal in de gewaarwording van den droom) en Pet - Eigenlijk was het Pet en Pet en Pet.. - was er grandioos bij met zijn bleeken kuif, uit de Gravenstraat. Maar in den muur van de kerk was een nisje uitgehoûen als een kooitje en achter tralietjes zag ik daar ‘het inlandsche vogeltje’ zitten, droef en verlangerig naar het feest en het princesje. Het vogeltje heette ‘gouden meisje’, dacht ik in mijn slaap; het was een vogeltje, maar ik wist wat het al voelde van droefenis en zoo. Daarom ben ik omgekeerd en heb de tralies opgeschoven; nog voel ik 't blije, wichtlooze neertippen op den toegestoken vinger en 't omslaan der teentjes. Het overkwam mij alles zoo teer, dat ik weende, en de luttele warmte der veertjes was mij als een vergiffenis, voor wat wist ik niet. Het was
[1:2]
een gemakkelijk gaan der dingen; uit mij spraken ook de antwoorden. Mijn vragen: of ze haar kapje niet òp moest hebben en zoo. Ik zag het kapje, dat niet te vinden was en dat ik nooit had gezien, erg duidelijk; het was heel klein, vaal rood en heel-even dof goud.. De menschen, die ik er naar moest vragen, wisten 't niet.....
Beste Wim, ik las toen in Brandt van Vondels laatste levensjaren. Dat is heel mooi en erg aandoenlijk. Ik zal het Hein eens laten lezen. Vandaag las ik 't voorafgaande, Vondel in zijn tijd. Dat doet mij telkens aan Willem denken. Maar ik geloof, als ik hieraan kom, ik veel niet begrijp.
[1:3]
Ik moet je nog veel verhalen, maar helaas de tijd ontbreekt mij nu; ik moet over een uur naar kantoor tot 2 uur vannacht. Neem dit dus voor lief, beste Wim, ik zal veel aan je denken,
geloof mij altijd
je
Jan.
Groet Betsy van mij en zeg haar dat ik erg verlang het kindje te zien, dag beste Willem.
Hou goeden moed.