Willem Johannes Theodorus Kloos aan Willem Witsen
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 30 januari 1894 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
30 Januari 94
Allerbeste Wim, Ik heb behoefte je even te schrijven. 't Is hier een beetje triest in den laatsten tijd. Hein is nog altijd heel anders dan gewoonlijk om dat onverwachte ongeval, en ik zelf ben in den laatsten tijd sukkelend. Ik heb een paar dagen gehad, dat ik dacht, dat ik longontsteking had, want alles deed mij pijn, mijn schouderbladen, vooral mijn linker en als ik diep ademhaalde, mijn middenrif, en ook de linkerkant van mijn borst. Door applicatie van watten en kamferspiritus is dit nu vandaag
[1:2]
veel beter geworden. Maar ik blijf toch den heelen dag suf. Toch heb ik nog den lust gehad om ± een 40 tal nieuwe sonnetten te maken, waarvan er een stuk of 24 in de Februari aflevering zullen komen, die den 10en of zoo uitkomt, ook is er een superbe dramaatje van Stella ingekomen. Al de copie voor de aflevering is reeds aanwezig.
Donderdag hebben Hein en ik een bezoek op de koffie gehad van Stella, gechapronneerd door M[n[?]heer en Mevrouw Versluys. Stella is een heerlijk meisje, kinderlijk natuurlijk te samen met gedistingeerd, zonder de minste pretentie of aanstellerij.
[1:3]
Tak heeft nog altijd niets van zich laten hooren. Van de week heb ik Huzzle-puzzle bij mij gehad, die mij verlof vroeg, om ‘Sappho’ te mogen laten vertoonen, bij de inwijding van het verbouwde Arti, en bood er mij f 100 voor. Ik heb toen gezegd, dat ik die f 100 niet wou hebben (stom genoeg!) en dat ik liever wou, dat ze Rhodopis zouden geven, daar dat meer geschikt was. Horst beloofde het aan de heeren te zullen zeggen, maar ik heb er tot dusverre nog niets van gehoord. Kom je nog eens gauw, Wim, we zitten hier zoo eenzaam, Jan is de eenige onzer overgebleven vrienden.
Met groeten aan Betsy en Pet, en een hand van
je
Willem.
Beste Wim ook een hand van
Hein.