Arnold Paul Constant Ising aan Willem Witsen
Plaats: Amsterdam |
Datum: 20 januari 1894 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Amst. 20 Jan. 94
Beste Wim,
Zoodra je weg was, ben ik weer ziek geworden: pijn in mijn hoofd, en bij mijn ooren, algemeene labberlottigheid. Een nacht sliep ik met mijn reismuts - (met bandjes onder mijn kin vastgebonden) - over mijn ooren, zoodat M. (met verlof) mij uitlachte en niets meer van me weten wou. Van daag ben ik voor het eerst een beetje beter, het was of er messen in mijn hoofd staken, en nu heb ik courage om je een woordje te schrijven.
Maandag jl. kwam ik bij de jongens en vernam daar van
[1:2]
Hein dat je juist bij hen vertrokken was en Zaterdag 13 en Zondag 14 dezer het avondje bij hen had doorgebracht. Ik vermoed nu dat je Zaterdag, toen ik je heb weggebracht bij den Amstel uit den trein zijt gevallen en toen terug naar Amst. bent gewandeld. Wim, heb je je niet bezeerd?
Zooa (Excuseer) Zooals je al zei, willen ze mij bij de Vereeniging bebliksemen. Ze zullen mij aanbieden f 1300 als acteur en f 700 als ‘adjunct van den litterairen gedelegeerde van den Raad van Beheer’. Een affreus baantje
[1:3]
en f 300 minder dan nu.
Ik zal er tegen vechten zooveel ik kan, maar ik wou dolgraag dat ik iets anders wist om te leven en ze dan adieu zeggen. Ik tob er zoo over en 's nachts krijgen Stumpff en Schimmel en Van Kesteren en Van Loghem en De Leur groote muilen en uitgerekte koppen, en ik zie ze tegen mij blazen.
Ik weet wel dat ik leven moest alsof het mij niet aan ging en eventjes denken dat het wel terecht zal komen, maar dat kan ik alleen als jij hier bent.
Groet Betsy hartelijk,
je vriend
Nol.