Hendricus Johannes Boeken en Willem Johannes Theodorus Kloos aan Willem Witsen
Plaats: Parijs |
Datum: 3 maart 1893 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Paris 3 Maart '93
Beste Wim, Wij zijn nog altijd te Parijs. Het bevalt ons hier nog al heel goed, Willem eet hier zooals hij in geen tijden heeft gedaan (ook Chateaubriand etc.) tot nog toe meestal bij Duval. Woensdag hebben wij Mau hier laten komen en gisteren zijn wij met hem naar Auvers gegaan. Mau is in zijn spreken heelemaal een copie van Fons geworden, ook in zijn spreken en hij stottert ook net zoo. Wij hebben het nog al tamelijk aardig bij hem gehad, tot ongeveer 10 uur 's avonds, toen het volgende incident plaats had: Bauk keek het spoorboekje na voor onze trein uit Auvers naar Parijs en zegt: 11.22 hiervandaan. Daarop wil Willem het nog eens nakijken, toen grist Mau W. van den overkant van de tafel, het spoorboek uit zijn hand: ‘Nu is het genoeg, geloof je haar niet,’ - W. zegt: ‘Je verstaat geen scherts’, Mau: ‘Ja, maar scherts kan ook te lang duren.’
[1:2]
Hierop volgde eenige tijd pijnlijk stilzwijgen en daar na een eenigzins gedwongen gesprek begonnen door Bauk, en vervolgens ook excuses van Mau. Mau zei naderhand tegen W. toen zij alleen waren, dat hij gemerkt had dat Bauk zoo kwaad werd toen W. haar het spoorboek nog eens vroeg.
Wij hebben het hier zeer goed, maar Willem's voet is nog zeer pijnlijk zoo dat wij zeer weinig wandelen. Wij hebben toch nog al tamelijk veel van de stad gezien. We komen nu van Pere la Chaise, de Pl. de la Bastille en zitten in la Posada 26 Avenue des Champs Elysées.
We hebben ons nu voorgenomen om zeker morgen ochtend uit Parijs naar Lyon te vertrekken maar het is een lange reis want de sneltreinen hebben geen 2e klasse. Schrijf eens gauw, of heb je al geschreven? - naar Genua. Het is hier een beetje mistig, van Pere la Chaise was haast niets van Parijs te zien, anders nog al zacht. - Mau woont in een mooi land, en een heel drooge en zachte lucht. Ik denk dat we overmorgen wel
[1:3]
in de lente zitten.
Nu vaarwel. Groet Jan,
t.t.
Hein
Beste Wim, Ik heb veel pleizier en ben gezond: alleen mijn voet doet me van tijd tot tijd veel pijn, omdat ik den heelen dag in touw ben.
Het bezoek bij Mau heeft Hein je al verteld. Mau is heelemaal veranderd, hij lacht b.v. heelemaal niet meer, zooals vroeger, en praat op een uithalerigen zoetigen cadans, precies zooals Fons dat ook doet, maar van Fons is het echt. Ik begrijp er niets meer van. Ik schrok, toen hij zoo op eens uitviel. Ik zat heel bedaard na te kijken, om goed te memoreeren wat zijn vrouw
[1:4]
éérst had gezien, toen hij 't me op eens het boek uit de handen griste. O ja, eerst had hij nog gezegd, dat het nú genoeg was, waarop ik hem half lachend, half onderzoekend had aangekeken, denkende dat hij schertste. Begrijp jij 't? Ik was blij dat ik weg was, en denk er niet meer heen te gaan, ook niet als ze weer in A. wonen.
Dag, allerbeste Wim, groet Betsy en ook Jan, als je hem ziet, en heb een hand van
je
Willem