Elizabeth van Vloten aan Willem Witsen
Plaats: [Haarlem] |
Datum: [± 20 februari 1893] |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1179 |
[1:1]
Lieve Pim,
Ik kan toch Vrijdag niet komen, maar kom vooral maar niet hier; ik zie je dan wel ná Brussel. O Pim ik vond het zoo heerlijk dat je zoudt komen en kwam van avond maar wat heeft het gegeven, nu je weg bent weet ik hoe vroeg die trein is - 't is maar letten op de klok en wat deed het er toe van avond.
[1:2]
Nu zit ik hier weêr en wat is het geweest - 't is erg gauw negen uur, maar 't ergste is toch dat weg moeten zoo nauw neem ik het niet als ik in Am. kom. Was er misschien een erge afspraak die er o zoo op aan komt. En hoe blijft Bebpy en morgen avond, - maar dat is niks als ik daar maar niet deelnemend werd gevraagd en [xxxx] maar trek het je maar niet aan, maar ik kan Vrijdag niet komen, kom als 't je blieft niet Vrijdag, mijn verlangen is toch minder erg als wat me stoort. 't Spijt me dat je dezen en niet
[1:1]*
dien van gisteren hebt zoo vóor Brussel maar je moet 't maar heelemaal beschouwen als een zaken-reis en het plezier als een toevalligheid dan zal het je niet in den weg zitten.
O ik kwam zooveel liever niet Vrijdag, maar ik kan je toch dezen brief niet sturen? en vóor Brussel. Ik heb niet geweten dat er zooveel reden zou komen om [angstig[?] te zijn