Willem Witsen aan Elizabeth van Vloten
Plaats: [Amsterdam?] |
Datum: [22 november 1892] |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1163 |
[1:1]
Dinsdag avond
Ik wou mijn eigen lieve Beb even 'n klein briefje schrijven zonder iets te vertellen te hebben - maar ze wil 't vinden 'n briefje van haar jongen als ze thuis komt uit Rotterdam. Beb mijn lieveling hoe heb je 't daar gehad? Waarom niet gegaan met je Pim? omdat hij zoo weinig zegt tegen vreemde menschen? Is dat waar mijn Beb? - Schaam je je dan 'n beetje voor je jongen? of voel je dat 't hem stil maakt, menschen die zoo vreeselijk ànders zijn? Mijn Beb hoe is 't nu met je hoofie en wanneer zal 't weer tegen Pim z'n schouder rusten? Wanneer kom je weer? Heb je nog gesproken met Ger en komen jullie Donderdag? 't Was gisteren 'n vervelende reis naar huis - en van nacht! en van morgen! 'k Heb geëtst - Breitner laten bijten. Morgen weer en Jaap Maris ook, hoop 'k. 'k Vond 'n kaartje van Macha, 'n miniatuur kaartje zoo fijntjes.
Weet je wel hoe je jongen nu verlangt? Weet je wel mijn lieve kleine Beb hoeveel je jongen van je houdt en goed voor je zijn zal en voor je zal zorgen, zoo graag mijn Beb, mijn lieveling is dit nu 'n klein briefje maar toch van Pim en iets van Pim waarin veel, veel van hem voor hem voor z'n liefste kleine meisje?
Dag mijn Beb, mijn eigen tot overmorgen of morgen al?
je eigen jongen, je
Pim