Willem Witsen aan Elizabeth van Vloten
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: [18 november 1892] |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1144 |
[1:1]
Vrijdag morgen
Mijn eigen lieveling mijn Beb, ik wou je even 'n klein briefje schrijven, ik ben zoo hard aan 't werk - de schilderijen van Jaap Maris en Breitner staan hier en de Jaap is al overgebracht op de plaat, mijn spiegeltje van de toilet tafel staat op 'n ezeltje en 't groote schilderij op den grooten ezel. Als 't donker wordt tegen half vijf dan steek 'k de lamp op en ga zitten aan 't kleine tafeltje met 't kleine spiegeltje dat Beb, zoo lief! heeft laten maken en dan ga 'k voort aan 't etsje van Willem. Willem schijnt nog erg ziek en tegenwoordig eet 'k geregeld achter 't huis waar Beb wel eens logeert bij Macha, bij Jan - en 's avonds vroeg naar bed, gisteren avond al om elf uur in bed, 'n uurtje gelezen en toen gaan slapen. Maar heel naar gedroomd van Beb die niets meer weten wilde van haar Pim
[1:2]
en die trouwen ging met 'n ander! Wie weet 'k niet - en toen heeft Pim z'n hoofd neergelegd op Beb d'r knietjes (ze had 't donker blauwachtige - met 'n beetje rood - japonnetje aan) en heeft gehuild dat hij er wakker van werd. O zoo heerlijk Beb dat wakker worden en weten, weten dat Beb mijn eigen lieve lieve vrouwtje is. Ben je niet van Pim mijn Beb? Wanneer zal Pim nu 's in Haarlem komen - is je schoonzuster er nog? Beb de volgende week is de pers pas klaar - 'k vertrouw dien smid niets en ben bang dat er meer veranderd dan verbeterd zijn zal, - maar dan, wil ik zeggen, moet Marie maar 's komen om d'r etsjes te drukken, komen met Beb.
Bebpy lief krijg 'k van daag 'n brief?
Dag liefste dag mijn lieveling,
je
Pim