Willem Witsen aan Elizabeth van Vloten
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: [14 december 1891] |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1148 |
[1:1]
Maandag morgen
Mijn liefste Beb, kom je asjeblieft morgen bij me, daar verlang ik zoo naar. Beb gisteren bij Willem met 't openmaken van 'n blikje heb ik me zóo in mijn duim gesneden met 't blik dat 'k vandaag niet zal kunnen werken met
[1:2]
'n naald - 't is zoo'n precies werk en zoo moeielijk. Schrijven gaat ook slecht maar dat komt er minder op aan. Weer zoo'n kort briefje Beb! Maar Pim is toch aldoor met z'n Bebpy aldoor en zoo'n briefje lijkt altijd veel korter dan 't werkelijk is. Morgen hoop ik wel weer te kunnen werken. Die verdomde smid, die
[1:3]
zou van daag komen werken maar 'k merk niets van hem. Dag mijn lieveling - wanneer komt Verwey in Haarlem - 'k ben er niet op gesteld hem te ontmoeten, nog meer om je zuster dan om hem hoewel 'k hem eigenlijk niets te zeggen heb. Maar kan 'k misschien Woensdag komen als hij er nog niet is? Anders komt Beb maar hier 'n beetje logeeren bij Marie of Macha. In ieder geval morgen, ja Beb: Saterdag is hier Toonkunst - 'k zend de juffrouw om m'n diploma van daag.
Dag mijn eigen Beb, dag zoete lieve kleine Bebpy,
je
Pim, je eigen jongen.