Isaac Israels aan Willem Witsen
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: [25 juli 1891] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Amice,
Ik hoop dat je niet boos zult worden maar integendeel nadenken over iets wat ik je wou vragen naar aanleiding van de constructie van ons huis. Je hebt er geen idee van hoe gehoorig het bij mij is en hoeveel last ik daarvan heb, maar ik heb je er nooit wat van gezegd omdat ik niet geloof dat je er wat aan doen kunt. Maar reken eens aan als het overdag al zoo gehoorig is dat ik als je een beetje hard spreekt duidelijk kan hooren wat je zegt wat het s'nachts is. Dan kan ik gewoon geen oog dicht doen als je iemand meebrengt zoolang die bij je is. Het is afschuwelijk vervelend maar het is zoo. Gewoonlijk is dat nu zòò erg niet zul je zeggen maar het wordt speciaal naar als ik b.v. heel vroeg naar bed ga om s'ochtends dito op te staan en een heel stuk uit den nacht moet missen waardoor ik dat natuurlijk niet doen kan en mij verslaap enz. Ik wou er nog wel tegenwoordig toe komen wat matineus
[1:2]
te worden. Heusch hou het toch niet voor irritabiliteit of zoo van mij dat ik je dit vraag, maar je kunt ‘menschelijkerwijs’ gesproken geen lui meebrengen s'nachts. Toen ik boven woonde was ik er altijd heel voorzichtig mee zelfs met de trap oploopen enz. en Breitner was dat ook. En het was niet overbodig.
Ik zou je dit niet vragen als ik er niet lang over nagedacht had en dit mij toch niet zoo vreeselijk onredelijk voorkomt dat je het heelemaal zou negeeren.
Salut.
I.