Jan Theodoor Toorop aan Willem Witsen
Plaats: Katwijk aan Zee |
Datum: [begin?] december 1891 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Waarde Witsen!
Gij hebt mijn briefje zeker reeds ontvangen. Ik had je nog vergeten te vragen, omdat ik weet dat gij dit boek bezit, of je mij die vertalingen van Edgar Poe's verzen wilt leenen. Ik bezit ze niet en wilde die gaarne nog eens doorlezen, daar ik ze sedert langen tijd niet gezien heb. Ik begin weer het land te krijgen aan een hoop luidjes, vooral nadat ik dat artikeltje aan Loffelt, die arme vent geschreven heb, dat zoo maar weet je geschreven is. Ik wist niet dat ik daarmede een hoop lui het land heb in gejaagd. Ach maar het gaat met die dingen altijd zoo. Heb je 't gelezen? 't Is toch zóó niet hè? 't Is zoo'n bui van me, omdat ik Mallarmé er bij heb gehaald, ze vinden die man onzin. Ik in de verste verte niet. Zijn ‘phénomène Futur’, ofschoon het op heel veel plaatsen onbegrijpelijk is,
[1:2]
vind ik er toch heerlijke hooge fantasiën zien. Een bewijs toch dat het vele onbegrijpelijke in de rest aan mij ligt, en niet aan het werk. Maar enfin.... het zij zoo. Nu gij wilt mij zeker wel het genoegen doen, die twee genoemde werken - Spinoza en Poe mij te leenen.. nietwaar?
Vele groeten
je toeg.
JThToorop
Katwijk aan/zee Dec. 91.
P.S. 'K heb het land aan al die soort van menschen die schrijven als E.G.O. en je gedurig maar uitschelden, je laat je toch zoo maar niet eeuwig durend uitschelden.