Jan Piet Veth aan Willem Witsen
Plaats: Bussum |
Datum: 15 juli 1890 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Bussum 15 Juli '90
Ik was zeer verheugd, mijn waarde, toen ik, van middag thuiskomende je kaartje vond. Dat was goed gedaan van je om naar ons toe te komen, het spijt ons dat we niet thuis waren. Hoezeer ik dat ook gewenscht had, het kon niet aan mij zijn een situatie te veranderen die jijzelf zoo gewild had. Ik heb dikwijls voor mijn lessenaar zittende, twee brieven van je overgelezen die daarin weggesloten zijn, en die ik maar niet kon begrijpen dat van denzelfden man waren. In de eerste antwoordde je met veel heuschheid op een spontane betuiging van hartelijkheid die ik je op misschien wat onhandige wijze naar Londen schreef toen je daar pas was. Daarna hoorde ik niets van je en gebeurde er niets wat reden kon zijn tot eenige verwijdering. En toen je daarop in Bussum kwam, een half jaar later bezocht je me, en merkte ik ook niets bizonders. Totdat je bij een langer verblijf in Bussum in eens op in 't oogloopende en kinderlijke wijze mij wenschte te negeeren. Een handelwijze die je weer wat later in den tweeden brief dien ik bedoel op onbegrijpelijke wijze motiveerde.
[1:2]
Ik haal deze dingen niet op uit bitterheid, want ik zal dankbaar zijn als dat alles vergeten kon zijn. Maar wil je door een half uur ronduit praten meehelpen om alle spinnewebben van misverstand eens vooral radikaal weg te bezemen, dan zal ik dat het gezondst vinden. Wees in elk geval overtuigd dat ik in het wezen van mijn gevoelens allerminst veranderd ben, en dat onplezierige verhoudingen met oude vrienden tot de naarste dingen behooren die ik ken. Wat drommel, wij staan feitelijk veel te dicht bij elkaar om niet trouwhartig samen te kunnen gaan.
'n Hand van je vriend
Janpiet