[1890]
Willem Witsen aan Jacobus van Looy
Plaats: Londen |
Datum: [vóór 10] april 1890 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Londen April '90.
Ik heb gisterenavond van je zitten lezen in de N.G. Kobus en vannacht heb 'k niet kunnen slapen en heb liggen huilen als 'n kind. Ik weet wel dat ik en niemand met de werkelijkheid die er achter de dingen zit die je schrijft niets noodig heb maar kan ik 't helpen dat 'k van nacht - zoo erg denken moest aan vroeger en terug leefde in dien tijd toen jij zooveel in mijn leven was, - en ik die bazige brieven schreef - en 'k zag jou - midden in 'n moeielijken strijd alleen - vol en rijk en individueel, sterk in je zelf - nu ja - maar alleen met veel verdriet, bitter-bitter verdriet - en 'k zag mezelf - onbezorgd in de tevreden onbeduidendheid van m'n kleine zijn en 'k kon niet ophouden me te verwijten - te verwijten tot wanhopend worden toe dat 'k zoo dom heb kunnen zijn - en moest huilen huilen, huilen om jou* verdriet en m'n eigen kleinheid - en dan dacht 'k wat aan die vriendschap die 'k van den beginne af voor je gehad heb. Zonder iets te weten van de wereld,
[1:2]
van de menschen - van 't leven. En 'k dacht aan dien tijd toen je pas Kloos kende en v. Deyssel en mij zoo'n beetje liet loopen en 't verdriet wat ik daarvan had - waarover 'k nooit gesproken heb - en die brief uit Parijs waar 'k toen met Veth was - die naar over jou en je werk sprak. Wat mij zoo hinderde dat 'k 't niet uithouden kon en je schreef, uit vriendschap! O die aartsaartsdòmheid.
Ik heb in eens gezien, door je stuk - terug levende lange lange jaren van vroeger - o o wat 'n stuk leven - hoe onaardig - hoe onhartelijk 'k geweest ben voor jou Kobus, voor jou voor wien 'k meer dan voor eén ander zou willen zijn - voor wien 'k God weet wat zou willen geven van wat me 't liefste is. - En 'k heb nu begrepen dingen die 'k me herinner dat je gezegd hebt, dingen die 'k nooit begrepen heb - en 'k verklaar me nu zoo goed hoe je soms tegen me geweest bent wanneer 'k je onverschillig en onhartelijk dacht.
Enfin - dat alles is nu voorbij - en jij die me zoo lang - zoo goed kent weet beter dan eén hoewel 't overigens zoo moeilijk niet is dat te weten - wat 'n domme egoïstische brûte 'k ben
[1:3]
maar je weet niet hoe veel verdriet 'k daarvan heb - je weet niet - hoe, bedorven door m'n vroegere zijn - 'k in 't bewustzijn van m'n arme kleine zelf, lijd - hoe 'k anderen zie en gaan en worden en vloek m'n eigen machteloosheid. - Je weet niet dat 'k de laatste drie of vier jaar niets heb gehad dan verdriet, groot mooi warm verdriet - hoe 'k niet weet wat te doen van gedruktheid en twijfel