Willem Witsen aan Willem Kloos
Plaats: Londen |
Datum: 9 april 1889 |
Verblijfplaats: KB 69 E 4, nr. 27 |
[1:1]
April 9th '89. 11 Camden Park Road
Camden Square. London N.W.
Ik kan je geen compliment maken over je vele brieven die je me geschreven hebt sints je weg bent gegaan, Willem. Wel, je hebt me niet eens geschreven of je je goed ontvangen hebt! En nu, drie maanden later godbetert hoor 'k eindelijk weer 's iets. Enfin, - je bent nu eenmaal 'n godverdommesche rare jongen - maar van Hein is 't nog heel wat erger. - Hij ook heeft me eindelijk 's geschreven en 'k zal hem gauw antwoorden. Ik dank je zeer voor 't laatste afdrukje 'n paar maanden geleden en voor je portret. - Je vindt 't zelf geflatteerd. Ik niet. Go on, old man is dat 'n portret? 'k Vin 't zoo onartistiek en onbegrepen mogelijk.
[1:2]
Ik herken je bijna niet met die donker bruine oogen - jij die juist zeer speciaal-grijs-blauwe hebt. Nee, 'k heb 'n heel andere visie van den duivel-god Doivel-ghgod zooals B. je altijd noemt. Ik vin 't 'n heel mooie aflevering deze keer, - prachtig. Toen 'k je verzen gelezen had, - en je kroniek - was 'k zóo opgewonden dat 'k wel dadelijk verzen had willen gaan maken op jou en je ontsterfelijke ziel. Maar m'n onmacht wèl-beseffend heb 'k m'n enthousiasme maar verdronken in de noodige brandies and soda's. De laatste veertien dagen zijn we nog al aan 't fuifen - onze zielen moeten er horrible havenloos uitzien. - Kobus is al eéns zoo dik en rood als toen-i hier kwàm
[1:3]
en we interesseeren ons zeer voor 't bar-leven. Ik begin hier nu aardig den weg te kennen en 't klappen van de londensche zweepen. - 't Is 'n leven 'n leven! - 't Londen van November en December zou je niet meer herkennen. 't Is hier net of iedereen aan 't fuifen is. Je ziet nergens bezadigde, deftige of hoog-wijze gezichten die je hinderen. Niets als gezichten die mekaar willen verneuken - en mekaar willen wijsmaken dat ze nog niet te veel gedronken hebben. En 's nachts, tegen 't sluiten van de bars als ieder een zich haast om nog gauw zoo veel mogelijk te krijgen - en sommige op den grond donderen of er uit worden gezet! 't Is prachtig! 'n leven, 'n leven!..
[1:4]
Ik hoor uit Holland niets. Free heeft me al sints langen tijd niet meer geschreven. Martha schreef me 't laatst, lief en aardig. Ik schrijf niemand. - Ik zie je 's avonds zitten in de Franciskaner met George. Doe hem m'n zeer bizondere groeten - 't is 'n echte kerel! Kobus staat op 't oogenblik voor den spiegel in z'n nek te knijpen en zich te verbazen over z'n dikte en roodheid. Hij zeit il n'y a que la vie. Hij groet je heel vrindelijk. Ik zal hem je boeken en zakdoeken meê geven. - Ik heb je wel 'n beetje kwalijk genomen dat je me dat portretje van B. niet gezonden hebt waar om 'k je gevraagd heb. Doe dat nog - of vraag 't Hein. Loggen zal 't wel zenden en 't laten halen als je 't zegt. - We moeten nu weer uit. Adieu, schrijf me 's wat meer - dat is 'n goeie afleiding voor je en niet zoo'n groote moeite.
Groeten van B. en Kobus, 'n hand van
Willem