Jacobus van Looy aan Willem Witsen
Plaats: Granada |
Datum: 17 oktober 1886 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Granada 17 Okt.
Wimpske,
Zoo even ontvang ik je briefkaart, en nu ben ik op en top een prettige jongen. Laat die brief maar in Alcazar zwerven, er staan zeker een heele boel muizenissen in en daar zijn, ook van mij, beroerde oogenblikken genoeg achtergebleven. Laat ze maar zwerven, oude jongen, ik geloof je toch wel. Minder werken, wat de moeite waard is, dan ik, kan je... maar laat ik daarmede wachten, tot ik je een brief schrijf. Morgen of overmorgen. Door slabakken van den postbeambte heb ik je briefkaart zoo laat ontvangen, en die brief, daar aan twijfel ik niet, zal de een of andere dag wel uit de hoeken komen. t Is een raar sisteem, die brieven zoo door mekaar te gooien, 't is bijna zoo ongeregeld als ik zelve ben. Allebé schreef me, dat hij twee teekeningen uit Venetië naar de stedelijke had gestuurd, op verzoek..... van den burgemeester.. Ik merk hoe langer hoe meer, dat ik een verbazend officiëel mensch geworden ben, maar... wat of de burgervader, met alle respect, met mijn studie's te maken heeft - is me nóg niet helder. 't Kan me eigentlijk weinig schelen, om dat ik met de beste wil van de wereld er geen ergernis uit halen kan op 't oogenblik, dat komt door jouw teeken van leven en ook door het toezenden van wat lektuur.
Nu dag jongenlief, tot morgen - dan ga ik wat met je praten over koetjes en kalfjes.
Je oude
Jac. v. Looy